4
Plaats een stapel van maximaal 30 kaarten in de onderste
lade (INVOER).
De korte rand moet zich vooraan bevinden en de rechterrand van
de kaart moet tegen de omhoog gedraaide kaartgeleider rusten.
5
Duw de hendel op de papierlengtegeleider omlaag, zodat deze
niet in de weg zit wanneer u de bovenste lade (UITVOER)
terugplaatst.
6
Schuif de papierbreedtegeleider naar rechts totdat hij goed tegen
de kaarten is aangedrukt.
Maak de hendel los door op de binnenzijde van het
onderste deel te drukken.
7
Schuif de papierlengtegeleider in de richting van de stapel kaarten
in totdat hij stopt.
8
Plaats de bovenste lade (UITVOER) terug.
Het is hiervoor misschien nodig de printerkap iets op te lichten.
9
Druk de kaarten af.
Als u klaar bent met afdrukken, vergeet dan niet het volgende
te doen:
•
Draai de kaartgeleider terug naar beneden.
•
Zet de hendel van de papierlengtegeleider omhoog.
•
Stel Papiersoort en Papierformaat in het dialoogvenster
HP afdrukinstellingen in op het afdrukmateriaal dat u de volgende
keer wilt gebruiken.
19