Uw sensor aanbrengen
Stap
1
2
Handeling
Breng sensoren alleen aan op de achterkant van
uw bovenarm . Vermijd gebieden met littekens,
moedervlekken, striae of knobbels .
Kies een gebied van uw huid dat in het
algemeen vlak blijft tijdens uw normale dagelijks
activiteiten (wordt niet gebogen of gevouwen) .
Kies een locatie die ten minste 2,5 cm (1 inch)
verwijderd is van een insuline-injectielocatie . Om
ongemak of huidirritatie te voorkomen, moet u
een andere locatie kiezen dan die welke u het
meest recent hebt gebruikt .
Was de aanbrenglocatie met gewone zeep, laat
de locatie drogen, reinig deze vervolgens met
het bijgeleverde alcoholdoekje . Zo verwijdert u
eventuele vettige resten die kunnen verhinderen
dat de sensor goed plakt . De locatie moet goed
droog zijn voordat u verder gaat .
NB: Het gebied MOET schoon en droog zijn,
anders blijft de sensormisschien niet op zijn
plaats plakken .
20