Bediening
Vloeistofinspuiting
De vloeistofinspuiting in de verdamper wordt geregeld door het
elektronische expansieventiel type AKV. De AKV klep functioneert
als expansieventiel en magneetklep. De klep opent en sluit door
middel van signalen van de regelaar.
De functie bevat een adaptief algoritme dat de opening van de
klep onafhankelijk aanpast, zodat altijd een optimale vulling van
de verdamper wordt verkregen.
De oververhitting worden gemeten op:
Drukopnemer P0 en temperatuursensor S2
Deze regeling zorgt onder alle omstandigheden voor een juiste
meting van de oververhitting wat voor een robuuste en precieze
regeling zorgt.
Het signaal van de drukopnemer kan worden gebruikt door meer-
dere regelaars, maar alleen als er niet of nauwelijks drukverschil is
tussen de bewuste verdampers.
Er zijn twee parallelle instellingen voor oververhitting:
1. Droge expansie, welke geen vloeistofstroming toestaat
2. Adaptieve vloeistofregeling, welke vloeistofstroming toestaat.
Voor dit type regelaar is het vereist dat de regelaar een aan/uit
signaal ontvangt van (bijvoorbeeld) een tank in de zuigleiding.
Een niveauschakelaar in de tank zal registreren wanneer de
vloeistofniveau wordt overschreden. Wanneer dit gebeurt, zal de
regelaar overschakelen naar droge expansie en dan weer terug
naar adaptieve vloeistofregeling, wanneer het vloeistofniveau is
gedaald. De functie is gedefinieerd in instelling o02, o37 of o84.
De functie kan ook worden ontvangen via datacommunicatie
vanuit een systeemunit.
Temperatuurregeling
De temperatuur in het koelobject wordt gemeten door middel
van 1 of 2 sensoren welke zich bevinden in de aanzuiglucht (S3)
en/of uitblaaslucht (S4) van de verdamper. Een instelling voor
de thermostaat, alarmthermostaat en displayuitlezing bepaald
hoeveel de sensoren de verschillende functies beïnvloeden. Een
instelling van 50% geeft een gelijkwaardige waarde van beide
sensoren. Het is niet verplicht om beide sensoren te plaatsen.
De temperatuurregeling kan op twee manieren plaatsvinden:
- AAN / UIT regeling met bijbehorende differentie
- modulerende temperatuurregeling waarbij de temperatuur
binnen nauwe grenzen continue wordt onderhouden.
Modulerende temperatuurregeling kan alleen in centrale
installaties worden toegepast. Bij decentrale installaties dient
altijd de AAN / UIT regeling geselecteerd te worden.
In centrale installaties kan voor één van beide regelingen worden
gekozen.
Temperatuurbewaking
Net als voor de thermostaat, kan ook voor de alarmthermostaat
een weging tussen de S3 en S4 sensor worden ingesteld, zodat
kan worden bepaald welke sensor de meeste invloed heeft
op de alarmbewaking. Minimum- en maximumwaarden en
alarmvertragingen kunnen worden ingesteld.
Een langere alarmvertraging voor hoge temperatuur kan
ingesteld worden.
De vertraging is actief na ontdooiing, schoonmaakactie en
opstart.
4 | BC198386437306nl-000602
Waarschuwing
Door per ongeluk inschakelen kan er vloeistofdoorstroming naar de
compressor optreden.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om er voor te zorgen
dat signaalverlies naar de regelaar niet leidt tot vloeistofdoorvoer naar de
compressor.
Danfoss accepteert geen aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit
inadequate installatie.
© Danfoss | DCS (vt) | 2019.05