NL
4.
Draai de SELECTIE-draaiknop om de hartslaglimiet in te stellen. Raak de
ENTER-knop aan om te bevestigen.
5.
Raak de START/STOP-knop aan om de training te starten. Als u streefwaarden
heeft ingesteld, beginnen de waarden met aftellen.
6.
Verander handmatig de weerstand tijdens de training: Draai de SELECTIE-
draaiknop om de weerstand in te stellen.
Vooraf ingestelde programma's (PROG)
De gebruiker kan een van de vooraf ingestelde programma's op de display
selecteren.
1.
Draai de SELECTIE-draaiknop om het gewenste vooraf ingestelde programma
te selecteren.
2.
Stel de tijd, de afstand, het energieverbruik en de hartslaglimiet in zoals
beschreven in het gedeelte "Handmatig programma".
3.
Raak de START/STOP-knop aan om de training te starten. Als u streefwaarden
heeft ingesteld, beginnen de waarden met aftellen.
4.
Verander handmatig de weerstand tijdens de training: Draai de SELECTIE-
draaiknop om de weerstand in te stellen. Raak de MODE-knop aan om te
bevestigen.
Gebruikersprogramma (USER)
Het laatst gebruikte programmaprofiel wordt op de display weergegeven.
1.
Raak de START/STOP-knop aan om de training te starten met uw opgeslagen
persoonlijke trainingsgegevens.
2.
Stel de tijd, de afstand, het energieverbruik en de hartslaglimiet in zoals
beschreven in het gedeelte "Handmatig programma".
3.
Raak de START/STOP-knop aan om de training te starten. Als u streefwaarden
heeft ingesteld, beginnen de waarden met aftellen.
4.
Verander handmatig de weerstand tijdens de training: Draai de SELECTIE-
draaiknop om de weerstand in te stellen.
Een programma wijzigen:
1.
Draai de SELECTIE-draaiknop om een balk in het programmaprofiel te
selecteren. Raak de ENTER-knop aan om te bevestigen. De balk begint te
knipperen.
60
CROSS R 50