INGebrUIkNaMe
Menu van de regelaar: Instellingen
Seizoensinschakeling
Kan alleen geactiveerd worden, wanneer het verwarmingscircuit
gebruikt wordt om te koelen.
f Stel in vanaf welke buitentemperatuur de ruimten gekoeld
worden.
Stijging interne brinepomp
Kan alleen worden geactiveerd, wanneer het verwarmingscircuit
passief wordt gekoeld.
f Activeer of deactiveer de functie.
Onafhankelijk van het verwarmingsseizoen
f Activeer of deactiveer de functie.
Wanneer de functie is geactiveerd, begint de warmtepomp vanaf
een bepaalde temperatuur met verwarmen.
Constante temperatuur
f Activeer of deactiveer de functie.
Wanneer de functie is geactiveerd, werkt de warmtepomp het hele
jaar door met een vast ingestelde aanvoertemperatuur.
Gewenste constante temperatuur
f Activeer of deactiveer de functie.
f Stel de voor het hele jaar vast ingestelde aanvoertempera-
tuur in.
Gevraagde/actuele afwijking
f Stel de maximale temperatuurafwijking in waarbij een fout-
melding in het toestel weergegeven wordt.
Alarmvertraging
f Stel een tijd in waarna een foutmelding in het toestel weer-
gegeven wordt.
Verwarmingscircuit 2 / 3 / 4 / 5
Aanwijzing
Voor de mengklepbesturing van verwarmingscircuits 2
en 3, alsmede 4 en 5 heeft u telkens een uitbreidings-
module nodig.
Verwarmingscircuit x activeren
Kan alleen geactiveerd worden wanneer een module geselecteerd
is.
f Activeer of deactiveer de functie.
Wanneer de functie geactiveerd is, gelden hier de uitgevoerde
instellingen voor het betreffende verwarmingscircuit. Het betref-
fende symbool verschijnt in het hoofdmenu. Via het symbool krijgt
u snel toegang tot dit menu.
Wanneer de functie gedeactiveerd is, worden de bovengeschikte
instellingen gebruikt voor het regelen van het verwarmingscircuit.
18
| WPM G
Type
f Stel in of het verwarmingscircuit gebruikt wordt voor verwar-
men of koelen.
Wanneer de instelling "Auto" is gekozen, schakelt de warmtepomp
automatisch (afhankelijk van de buitentemperatuur) tussen ver-
warmen en koelen.
Verwarmingstype
f Stel in of de opwarming van de ruimten via de radiatoren of
de vloerverwarming plaatsvindt.
Stooklijn
f Stel de stooklijn in.
Aanvoer min.
f Stel de minimale temperatuur van de systeemaanvoer in.
Aanvoer max.
f Stel de maximale temperatuur van de systeemaanvoer in.
Constante temperatuur
f Activeer of deactiveer de functie.
Wanneer de functie is geactiveerd, werkt de warmtepomp het hele
jaar door met een vast ingestelde aanvoertemperatuur.
Gewenste constante temperatuur
f Activeer of deactiveer de functie.
f Stel de voor het hele jaar vast ingestelde aanvoertempera-
tuur in.
Kamervoeler activeren
f Activeer of deactiveer de functie.
Wanneer de functie geactiveerd is, meet de voeler de actuele
ruimtetemperatuur.
Passief = 0, actief = 1
f Stel in of de temperatuur actief of passief gemeten wordt.
Wanneer de temperatuur actief gemeten wordt, beïnvloedt de
ruimtevoeler de verwarmingsmodus.
Gevraagde temperatuur
f Stel de temperatuur in waarop de toegewezen ruimten ver-
warmd worden.
Invloed kamertemperatuurvoeler
f Stel in of de ruimtevoeler alleen de temperatuur meet of ook
de kamertemperatuur regelt. Hoe hoger de waarde is, des te
meer invloed de ruimtevoeler heeft.
Onafhankelijk van het verwarmingsseizoen
f Activeer of deactiveer de functie.
www.stiebel-eltron.com