Voor de installateur
Inbedrijfstelling en inspectie
Instellen van systeemdebiet koeling
Een temperatuurverschil van dt=7 K wordt in de meeste
gevallen aanbevolen. Om dit te bereiken, kan de volgende
instelling worden geselecteerd:
Gedimensioneerd koelvermo-
gen Qc
Menu 2.2.5
De tabel geeft het aanbevolen vermogen aan, afhankelijk
van het gedimensioneerde koelvermogen. Ga naar menu
2.2.5 voor een nadere afstelling van de pompsnelheid.
Het resultaat moet worden gecontroleerd en indien nodig
nader worden aangepast.
Inbedrijfstelling van de ACVM 270 zonder AMS
10
ACVM 270
1. Controleer of de maximaalthermostaat (FD1) niet is
uitgeschakeld.
2. Schakel de werkschakelaar in en controleer of de au-
tomatische zekering (FA1) in ACVM 270 is ingescha-
keld.
3. Stel schakelaar (SF1) in op "1".
4. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" door
de bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedrukt
te houden.
5. Stel de datum en tijd in 7.1 en 7.2 in.
6. Selecteer "Service" in menu 8.1.1.
7. Selecteer type bijverwarming in menu 9.2.8.
8. Stel de grootte van de zekering in met knop (R24).
Controleer de waarde in menu 8.3.1.
9. Stel het maximale vermogen voor de elektrische bijver-
warming in met knop (R25). Controleer de waarde in
menu 8.3.2.
10. Selecteer de gewenste helling voor de stooklijn in
menu 2.1.2 en stel de parallelle verschuiving in met
de knop. Zie ook hoofdstuk Standaardinstelling op
pagina 8.
Controleren van externe bijverwarming met
intern verwarmingselement geblokkeerd.
1. Selecteer "Ext. 1 stap" in menu 9.2.8.
2. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" door
de bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedrukt
te houden.
3. Zorg ervoor dat de maximale temperatuur vanuit de
bijverwarming niet hoger wordt dan 65 °C.
4. Selecteer bedrijfsstand "Auto" door de bedrijfsstand-
knop in te drukken.
Controleren van externe bijverwarming (niet
geregeld door de ACVM 270) met intern verwar-
mingselement als back-up
1. Stel de starttemperatuur van de bijverwarming zo af
dat deze start bij een hogere temperatuur dan de in-
terne elektrische bijverwarming (zie instelwaarde in
menu 1.2).
2. Stel de stoptemperatuur van de bijverwarming zo af
dat de temperatuur in de ACVM 270 niet hoger wordt
dan 65 °C.
34
kW
3
5
7
9
%
60
60
70
90
Inspectie van de installatie
Volgens de geldende voorschriften moet de verwarmings-
installatie aan een controle worden onderworpen voordat
deze in gebruik wordt genomen. Deze controle mag alleen
door daartoe bevoegde personen worden uitgevoerd en
dient te worden gedocumenteerd. Gebruik de checklijst
op de volgende pagina. Het bovenvermelde geldt voor
gesloten afgiftesystemen.
Onderdelen van het split-systeem mogen niet worden
vervangen zonder nieuwe controles uit te voeren.
Vuilfilter reinigen
Reinig na installatie het vuilfilter (HQ1).
1. Sluit de klep QM31 en de klep bij het vuilfilter (HQ1).
2. Open het overstortventiel (FL2) om ervoor te zorgen
dat de druk in de boiler zakt.
3. Reinig het vuilfilter (HQ1) zoals weergegeven.
Secundaire afstelling
Gedurende de eerste tijd komt er lucht vrij uit het warm-
tapwater en het kan nodig zijn om het systeem te ontluch-
ten. Indien er borrelende geluiden uit de ACVM 270 of uit
het afgiftesysteem worden waargenomen, kan het nodig
zijn om het hele systeem nogmaals te ontluchten.
Voorzichtig!
Gebruik ontluchtingskleppen (QM20, QM24 en
QM60), eventuele externe ontluchtingskleppen en
veiligheidsklep (FL2). De laatstgenoemde moet
voorzichtig worden bediend, aangezien deze snel
open gaat. Als het systeem stabiel is (juiste druk en
volledig ontlucht) kan het automatische regelsysteem
voor de verwarming naar behoefte worden ingesteld.
Zie Standaardinstelling op pagina 8.
NIBE™ SPLIT