1. Sluit een uiteinde van de meegeleverde netwerkkabel aan op de ethernetpoort van een
apparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de FE-poort van de SmartLogger.
9
De installatie controleren
Nr.
Controleer of
1
De SmartLogger goed is geï nstalleerd.
Alle massakabels goed zijn aangesloten, zonder onderbrekingen
2
of kortsluiting.
De routing voor de voedingskabel en de signaalkabel voldoet aan
3
de vereisten voor het routeren van hoogspannings- en
laagspanningskabels en voldoet aan het bekabelingsplan.
Alle kabels keurig opgebonden zijn en of de kabelbinders
4
gelijkmatig en netjes in dezelfde richting zijn vastgezet.
5
Er geen onnodige plakband of kabelbinder op de kabels zit.
10
Inschakelen van het systeem
1. Steek de uitgangsklem van de netstroomadapter in de POWER-poort van de SmartLogger.
2. Steek de stekker van de stroomkabel in een wisselstroom-stopcontact.
14
Controleresultaat
□Correct □Niet correct
□Correct □Niet correct
□Correct □Niet correct
□Correct □Niet correct
□Correct □Niet correct