1. De RS485 IN- en RS485-OUT-poorten op de SUN2000 kunnen beide aansluiten op de
SmartLogger. Dit document maakt gebruik van de RS485-OUT-poort als voorbeeld voor een
beschrijving van de verbinding tussen de SUN2000 en de SmartLogger.
2. Controleer of de COM+ (RS485A)-poort op de SmartLogger is verbonden met
beschermingspoort 2 of 8 op het RS485-piekbeveiligingsapparaat, en dat de COM- (RS485B)-
poort op de SmartLogger is verbonden met beschermingspoort 6 of 12 op het RS485-
piekbeveiligingsapparaat.
3. Controleer of piekpoort 1 of 7 op het RS485-piekbeveiligingsapparaat is aangesloten op
aansluiting 6 (RS485A OUT) op het SUN2000-klemmenblok, en dat piekpoort 5 of 11 op het
RS485-piekbeveiligingsapparaat is aangesloten op aansluiting 8 (RS485B OUT) op het
SUN2000-klemmenblok.
Meerdere apparaten aansluiten
6.4
1. Op één SmartLogger kunnen maximaal 80 apparaten worden aangesloten. U wordt
geadviseerd om minder dan 30 apparaten aan te sluiten op elke RS485-route.
2. Zorg ervoor dat de apparaten die aansluiten op dezelfde COM-poort voldoen aan hetzelfde
communicatieprotocol.
Aanbevolen verbindingsmodus
7
Het aansluiten van een kabel op de DI-poort
OPMERKING
1. In Duitsland en enkele andere Europese landen waarin een droog contact vereist is, wordt een
toonfrequentontvanger gebruikt om netwerkplanningssignalen om te zetten in droge
contactsignalen.
2. Twee-aderige of meeraderige kabels met een diameter van 1 mm
2
12
worden aanbevolen.