Installatie
Montage op de pijpleiding
•
De DWM moet op de pijpleiding (nominale diameter (DN) 50 mm (2")) worden gemonteerd door middel van de meegeleverde verbindingsbus.
•
Zie onderstaande schema's voor de richting en de positie van de verbindingsbus. De bus moet naar binnen worden geduwd tot de markering
van de overeenkomende pijpdiameter (DN). Als de pijp geïsoleerd is, moet de insteekdiepte worden berekend: het uitstekende gedeelte van
de sensor moet 1/8 van de werkelijke binnendiameter zijn (d.w.z. niet de DN).
•
De boring in de pijpleiding moet een diameter van 39 mm (1.54") hebben, met een speling van maximaal 0,5 mm tussen de bus en de boring.
Las de bus loodrecht op de pijp met vier laspunten vast, en maak dan een ononderbroken las over de hele diameter, met een elektrode met
een diameter van 1,2 mm en een instelling van 90 tot 150 A.
•
Aanbevolen wordt een stromingsafstand in rechte lijn tussen de DWM en een bovenstroomse verstoring van de flow (inlaat, pomp, elleboog
etc.) van 10 x DN, en van 5 x DN tot benedenstroomse storingen.
•
De DWM moet in de bus worden geïnstalleerd met de meegeleverde afdichting, die waterdichtheid en een vlakke positie van de keramische
sensorkop waarborgt. Er mag geen teflontape op het schroefdraad worden gebruikt, aangezien deze het vereiste aardcontact isoleert en
verhindert dat de sensor correct uitsteekt.
•
Alleen de elektronische eenheid moet worden gedraaid volgens de stromingsrichting (zie "Elektrische aansluiting en instellingen").
Montage op kunststof pijpen
Indien de eenheid op een kunststof stromingspijp moet worden gemonteerd, is een aardverbinding noodzakelijk. Raadpleeg in alle gevallen
KROHNE om een effectieve oplossing te waarborgen.
diam. 33 (1.30")
Lasbus
G1A (R1")
diam. 29 (1.14")
diam. 39-0,2
1.54" - 0.01"
Afmetingen en gewicht
Persgegoten aluminium behuizing - gewicht zonder bus circa 1,85 kg (4.08 lbs)
DWM 1000
DWM2000
4
diam. 80 (3.15")
diam. 28
(1.10")
M20 x 1.5
95 (3.74")
122 (4.80")
Goed
Fout