12
|
Presentatie van de lastbeheersystemen METERS en METERL
2
Energiestroompijl
Deze pijlen op de behuizing duiden de energiestroom aan en daarmee de montagerichting.
3
Aansluitkabels
De beide kabels dienen voor de aansluiting op de schroefklemmen 1 tot 6 van de energiemeter. De rode ka-
bel K moet daarbij in een oneven genummerde klem van de meter (1, 3 en 5) worden vastgeschroefd, de
zwarte kabel L wordt aangesloten op de even genummerde klemmen (2, 4 en 6).
AANWIJZING
Bezetting volgens aansluitingsmodus
Denk eraan dat, afhankelijk van de gekozen aansluitingswijze (zie "Keuze van de aansluitingsmodis" op pa-
gina 14), mogelijk niet alle kabelconversie-transformatoren nodig zijn: In de aansluitingsmodus 1P wordt
slechts één transformator aan de klemmen 1 en 2 van de energiemeter aangesloten, de klemmen 3 tot
6 worden in deze modus niet gebruikt.
4
Kabelbinderlus
Voor de bevestiging kan de transformator tegen wegglijden enz. beschermd worden met een optionele kabel-
binder en deze lus op de kabel.