REMKO serie MVT
Wind
Als het apparaat op een winderige plaats wordt
geïnstalleerd, let er dan op dat uitstromende
warme lucht met de hoofdwindrichting mee wordt
afgevoerd. Als dit niet mogelijk is, moeten bouw-
kundige voorzieningen worden aangebracht ter
bescherming tegen wind. Let er op, dat de windbe-
scherming de luchttoevoer van het apparaat niet
beïnvloedt. Extra stabilisatie is raadzaam. Dat kan
bijv. met kabels of andere constructies worden
gerealiseerd.
1
Afb. 6: Windbescherming / 1: Sneeuw
Sneeuw
In gebieden met sterke sneeuwval moet het appa-
raat bij voorkeur tegen een wand worden geïnstal-
leerd. De montage dient dan min. 20 cm boven de
te verwachten sneeuwhoogte te gebeuren, om het
binnendringen van sneeuw in de buitenunit te ver-
hinderen. Een wandconsole is leverbaar als acces-
soire.
Afb. 8: Opstelling binnen een gebouw
K: Koude frisse lucht / W: Warme lucht
1: Buitenunit
28
2
3
W
20 cm
1
Afb. 7: Minimale afstand tot sneeuw
1: Sneeuw
Opstelling binnen een gebouw
n
Zorg voor voldoende warmteafvoer als de bui-
tenunit in een kelder, op het dak, in een aan-
grenzende ruimte of in hallen wordt geplaatst
(Afb. 8).
n
Installeer een extra ventilator, met dezelfde
luchtverplaatsing als de in die ruimte op te
stellen buitenunit, die de eventuele drukver-
liezen in de luchtkanalen kan compenseren
(Afb. 8).
n
Houd u zich aan de statische en andere bouw-
technische voorschriften en bepalingen in ver-
band met het gebouw en zorg eventueel voor
geluidsdemping.
n
Neem de geldende bepalingen van de DIN EN
60335 met betrekking tot de opstelling van A2L
gevulde buitenunits binnen het gebouw.
K
1
2: Extra ventilator
3: Lichtschacht
3