n
Is de enkele lengte van de koudemiddelleiding
langer dan 5 meter, moet koudemiddel bijge-
vuld worden. De hoeveelheid bij te vullen kou-
demiddel kunt u vinden in het hoofdstuk "Kou-
demiddel bijvullen".
n
Gebruik alleen de meegeleverde wartelmoeren
voor de koudemiddelleidingen en verwijder
deze pas vlak voor het aansluiten van de kou-
demiddelleidingen.
n
Voer alle elektrische aansluitingen uit volgens
de geldende DIN- en VDE-bepalingen.
n
Sluit de elektrische leidingen altijd volgens de
voorschriften aan op de elektrische aansluit-
klemmen. Anders kan brand ontstaan.
AANWIJZING!
Let beslist op de juiste combinaties en aansluit-
posities van elektrische- en koudemiddellei-
dingen! De aansluitingen van de individuele
kringlopen mogen niet onderling verwisseld
worden. Een verwisseling van de besturings- en
koudemiddelleidingen kan fatale gevolgen
hebben (schade aan de compressor)!
De inbedrijfstelling van de individuele circuits
moet na elkaar gebeuren.
AANWIJZING!
Afhankelijk van de koelcapaciteit van de buiten-
unit en de binnenunit zijn verschillende koude-
middelleidingen noodzakelijk.
5.2 Wanddoorvoeren
n
Er moet een wanddoorbreking worden
gemaakt met een diameter van minimaal 70
mm en met minimaal 10 mm verval per binnen-
unit van binnen naar buiten.
n
Om beschadigingen aan de leiding te voor-
komen, moet de doorbraak aan de binnenkant
worden bekleed of bijv. worden voorzien van
een PVC-buis (zie afbeelding).
Vanwege de brandveiligheid dient de muur van
n
de wanddoorvoer na de montage met een
geschikt afdichtmiddel worden afgesloten.
Gebruik geen cement- of kalkhoudende mate-
rialen!
1
2
3
4
Afb. 5: Wanddoorbraak
1: Inspuitleiding
2: Stuurleiding
3: Condensleiding
4: Zuigleiding
5: PVC-buis
5.3 Keuze van de installatielocatie
De buitenunit is ontworpen voor een horizontaal
staande positie buiten. De opstellocatie van het
apparaat moet horizontaal, vlak en stevig zijn.
Bovendien moet het apparaat worden vastgezet
zodat het niet kan kantelen. De buitenunit kan
zowel buiten als binnen een gebouw worden
geplaatst. Bij de buitenmontage moet u rekening
houden met de volgende aanwijzingen ter
bescherming van het apparaat tegen weersin-
vloeden.
Regen
Het apparaat bij vloer- of dakopstelling met min. 10
cm bodemvrijheid monteren. Een vloerconsole is
leverbaar als accessoire.
Zon
De condensator van de buitenunit is een module
die warmte afgeeft. Instraling van de zon verhoogt
de temperatuur van de lamellen en vermindert
daardoor de warmteafvoer van de lamellenwarmte-
wisselaar. De buitenunit moet indien mogelijk aan
de noordzijde van het betreffende gebouw worden
geplaatst. Indien mogelijk moeten er bouwkundige
voorzieningen worden aangebracht die voor
schaduw zorgen. Dit kan ook gebeuren door een
afkapping. De uitstroom van warme lucht mag door
deze maatregelen echter niet beïnvloed worden.
5
27