6 Bedieningsinstructies en –verboden
6.1 Bedieningsinstructies
•
De last mag alleen verplaatst worden nadat deze volgens de voorschriften aan de haak is opgehangen
en zich geen personen ophouden in het gevaarlijke gebied, hetzij nadat degene die de machine bedient
een teken heeft gekregen van de persoon die de last heeft opgehangen.
•
De elektrische kettingtakels zijn gebouwd voor gebruik bij de aangegeven ingeschakelde tijdsduur met
een temperatuurbereik tussen -20°C en +40°C. Bij hogere temperaturen dient men de ingeschakelde
tijdsduur overeenkomstig te verminderen.
•
In de basisuitvoering is de elektrische veiligheidsklasse van de kettingtakels IP 55.
•
De motoren worden gemaakt volgens de voorschriften van hittebestendigheidsklasse F.
•
Plaatsingshoogte ≤ 1000 m boven zeeniveau
•
De last dient vóór het hijsen in een verticale positie onder de elektrische kettingtakel geplaatst te worden.
•
De bewegingsrichtingen zijn op het stuurpaneel met symbolen aangegeven.
•
Het is verboden de ketting over scherpe randen te laten lopen.
•
De handmatige transportkettingtakels mogen alleen verplaatst worden door de last, de onderhaakset enkel of de
onderhaakset dubbel vast te houden.
•
Vraag bij gebruik in een agressieve omgeving advies van de fabrikant.
•
Vraag voor het vervoer van gloeiende vloeistoffen of vergelijkbare gevaarlijke stoffen advies van de fabrikant.
•
Laat de onderhaakset dubbel met twee kettingen nooit zo ver zakken dat de ketting slapt hangt.
•
Bij kettingtakels in klimstand moeten de in- en uitlopende kettingstrengen altijd strak worden gehouden.
•
Reparaties mogen alleen door een vakman worden uitgevoerd, als de hoofdnetschakelaar uitgeschakeld en verzekerd
is en als de kettingtakel zich in onbelaste toestand bevindt.
•
Na het in werking treden van de noodstopschakelaar dient een vakkundige persoon de oorzaak van het in werking
treden op te heffen. Pas daarna mag de noodstopschakelaar worden uitgeschakeld.
•
De operator mag liggende lasten alleen met de laagst mogelijke snelheid hijsen. Voor het hijsen dient men de losse
ophangingen vast te maken.
•
De loopkat van kranen die in de open lucht gebruikt worden, dienen in ruststand van een overkapping te worden
voorzien.
•
De gegeven lastcapaciteit van de loopkat dient gelijk of groter te zijn dan de capaciteit die op de ophanging (haak) van
het hijswerktuig staat aangegeven.
•
Voor de bevestiging van de tweede ketting in de behuizing van de kettingtakel mag men uitsluitend de originele
kettingbeugel gebruiken zoals die door de fabriek geleverd is.
6.2 Bedieningsverboden
•
Het snel aan- en uitschakelen van de functies.
•
Het bedrijfsmatige gebruik van een slipkoppeling (eindbegrenzer).
•
Personenvervoer.
•
Het zich ophouden van personen onder de last.
•
Ingebruikname voordat de keuring door een gekwalificeerd persoon of een vakman heeft plaats-
gevonden.
•
Het hijsen van lasten zwaarder dan de nominale last.
•
Het schuin opzij trekken of slepen van lasten.
•
Het verwijderen van een last.
•
Het optillen van de deksel van een vat onder druk.
•
Het afgooien van lasten
•
Het heffen van ondergedompelde lasten
•
Het bewegen van de loopkat door te trekken aan het besturingspaneel of de kabel, zelfs als deze lastvrij
is.
•
Reparatie zonder vakkennis.
•
Gebruik van een versleten rubberen stop of gebruik van een onderhaakset enkel, onderhaakset dubbel of lastbegrenzer
zonder rubberen stop.
•
Gebruik van de ketting als ophanging of om de last op te binden.
•
Inschakelen van de machine met een gedraaide ketting, bijv. vanwege de verdraaiing van de onderhaakset dubbel of
verkeerde montage van de vaste ketting.
•
Gebruik van een langere ketting dan is aangegeven op de kettingmagazijn (zie punt 3.1.5.1).
•
Overschrijding van de toegestane tijd in ingeschakelde toestand.
•
Gebruik na overschrijding van de termijn voor de periodieke keuring.
•
Gebruik na het verstrijken van de termijn van het onderzoek naar veilige arbeidsomstandigheden of na het bereiken van
de theoretische levensduur.
•
Het bevestigen van de vaste ketting met een ander onderdeel dan de originele kettingbeugel.
•
Gebruik van de lier binnen handbereik, d.w.z. als de trajectbaan lager is dan 2,5 m, is het verboden met de hand bij het
transportniveau te komen. Tevens is het verboden om de ketting tijdens gebruik aan te raken.
24