Inhoudsopgave
Advertenties
3.
Elektrische installatie
N.B. Alle elektrische aansluitingen op de unit moeten
worden uitgevoerd door een bevoegde specialist in over-
eenstemming met de huidige wetgeving en voorschriften.
De lengte van alle draden die in de installatie worden
gebruikt, moet passend worden gemaakt.
De besturingssoftware moet op een pc met het programma
Airlinq Service Tool worden geconfigureerd.
3.1.
Voedingsspanning
Als onderdeel van de permanente installatie moet voor
de unit in overeenstemming met de huidige wetgeving en
voorschriften een zekering en stroomonderbreker worden
gemonteerd. De zekering en stroomonderbreker moeten
worden geleverd door de installateur.
De nominale waarde van de voedingskabel moet in overeen-
stemming zijn met de huidige voorschriften en richtlijnen,
waarbij rekening moet worden gehouden met de plaats
van installatie.
De voedingskabel moet worden vastgezet in de kabelbak,
zodat deze niet los in de unit ligt.
Afhankelijk van het stroomverbruik van de unit en het
bestaande elektrische systeem, kan het nodig zijn om ten
minste één nieuwe stroomkring aan te brengen.
Als een aantal units wordt geïnstalleerd, moet rekening
worden gehouden met de toegestane lekstroom per unit.
Zie in dit verband ook paragraaf 'Technische specificaties'.
Het bedieningspaneel, evenals eventuele sensors, schake-
laars en optionele items, moeten worden gemonteerd
voordat de voedingsspanning wordt aangesloten.
Aansluitingen moeten worden uitgevoerd in overeenstem-
ming met 'Bijlage 1 Elektrische aansluitingen'.
De unit worden aangesloten op de voedingstoevoer met
gebruik van een 3G0,75mm
voedingskabel.
, 3G1,5mm
of 5G2,5mm
2
2
3.2.
Aansluiting van elektrische apparatuur
De elektrische aansluitingen voor apparatuur bevinden zich:
•
Bij de AM 150, 300, 500, 800 en 1000 onder de
basisplaat.
•
Bij de AM 900 achter de frontdeur.
•
Bij de AM 1200 onder een servicedeur aan de
bovenzijde van de motorsectie van de unit.
•
Bij de DV 1000 onder de servicedeur aan de zijkant
van de unit.
De aansluiting MOET worden uitgevoerd met onderbroken
voeding overeenkomstig hoofdstuk 'Elektrische installatie'
en hoofdstuk 'Bijlage 1 Elektrische aansluitingen'.
AM 150, 300, 500 en 800 met AQC-L (zwarte
besturingskast)
AQC-L besturingskasten zijn voorzien van een varistor ter
bescherming tegen overspanning.
AQC-L heeft 3 analoge ingangen. Standaard is ingang
•
AI#1 (J17-5) geprogrammeerd voor een bewegings-
sensor ('PIR'),
•
AI#2 (J17-7) voor override met een CO
Sensor 1') en
•
AI#3 (J17-11) voor externe start ('Ext Start').
AM 500, 800, 900, 1000 en 1200 en DV 1000 met AQC-P
(grijze besturingskast)
AQC-P heeft 3 digitale en 3 analoge ingangen. Standaard
is ingang
•
DI#1 (J1-7) geprogrammeerd voor een bewegings-
sensor ('PIR'),
•
DI#2 (J1-6) voor externe start ('Ext start'),
•
DI#3 (J1-5) voor start via A-BMS ('A-BMS Start'),
•
AI#1 (J1-14) voor flowcontrole via A-BMS ('A-BMS
Flow'),
2
•
AI#2 (J1-13) voor temperatuurinstelling via A-BMS
('A-BMS Temp') en
•
AI#3 (J1-12) voor override met een CO
Sensor 1').
Op alle units kunnen andere signaalbronnen voor de ingan-
gen worden geprogrammeerd.
De besturingssoftware moet op een pc met het programma
Airlinq Service Tool worden geconfigureerd. Het programma
kan worden gedownload van de website www.airlinq.eu.
9
-sensor ('CO2
2
-sensor ('CO2
2
Advertenties
Inhoudsopgave
