3.2.1.
Datakabel
De verbindingskabel voor het bedieningspaneel is een
afgeschermde datakabel van het type twisted pair (gedraaid
paar) (STP) 2x2x0.6. Ook langere STP kabels kunnen worden
gebruikt. Sensors kunnen ook worden aangesloten met een
datakabel zonder gedraaid kabelpaar, maar deze moet wel
afgeschermd zijn.
De volgende instructies zijn van toepassing op de kab-
elaansluitingen op het bedieningspaneel of de sensor:
•
Strip de isolatie van de mantel en afscherming
om redenen van EMC-ruis zo dicht mogelijk bij de
kabelafsluitingen af.
•
Bij het afstrippen van de isolatie moet erop worden
gelet dat de draden niet beschadigd raken en breken.
•
Handhaaf de draaiing van de kabels in zijn geheel tot
de kabelafsluitingen.
De volgende instructies zijn van toepassing op de aansluiting
van de kabel op de connector van de unit:
•
Strip de isolatie om redenen van EMC-ruis zo dicht
mogelijk bij de kabelaansluitingen af.
•
Bij het afstrippen van de isolatie moet erop worden
gelet dat de draden niet beschadigd raken en breken.
•
Handhaaf de draaiing van de kabels in zijn geheel tot
de kabelafsluitingen.
•
Verricht de eindafsluiting van de afscherming. Zie
'Eindafsluiting van afscherming'.
Meer informatie over de type kabel voor de D-BMS con-
nectie kan worden gevonden in "Bijlage 1 Netwerkaansluiting
(digitaal GBS)".
Verbindingen worden gemaakt in overeenstemming
met de elektrische aasluitingen in 'Bijlage 1 Elektrische
aansluitingen'.
De lengte van alle draden die in de installatie worden
gebruikt, moet passend worden gemaakt.
3.2.2. Eindafsluiting van afscherming
De volgende instructies zijn van toepassing op de eindafsluit-
ing van de afscherming voor zowel het bedieningspaneel
als alle sensors bij de kabelafsluitingen aan de zijkant van of
naast de besturingskast binnen in de ventilatie-unit.
Gebruik de drain-wire. Knip de afscherming af.
Bij het bedieningspaneel en de sensoren moet de afscher-
ming worden verwijderd. Draai de schroeven niet te vast
aan.
3.2.3. Bedieningspaneel
Standaard wordt het bedieningspaneel bedraad geleverd.
Bevestig het bedieningspaneel aan de muur op een geschikte
hoogte, gewoonlijk in dezelfde ruimte als de ventilatie-unit.
Het mag echter ook in een aangrenzende ruimte worden
geplaatst.
Om problemen te voorkomen tijdens de installatie van de
bedieningspanelen, houdt 50mm afstand tot het dichtst-
bijzijnde obstakel.
Draden voor A/B en 12 V/GND moeten van het type twisted
pair (gedraaid paar) zijn. De afscherming moet grondig
worden verwijderd om kortsluiting te voorkomen.
Verbindingen worden gemaakt in overeenstemming
met de elektrische aasluitingen in 'Bijlage 1 Elektrische
aansluitingen'.
3.2.4. Externe start
De unit wordt voorzien van een eigen laagspanningsignaal,
bijvoorbeeld door middel van een extern contact (bijvoor-
beeld een schakelaar of hygrostaat). De unit wordt gestart
wanneer het contact wordt gesloten. Als het signaal wordt
onderbroken, wordt de unit stopgezet.
Verbindingen worden gemaakt in overeenstemming
met de elektrische aasluitingen in 'Bijlage 1 Elektrische
aansluitingen'.
10