Inhoudsopgave
Advertenties
2.1.2.
Instellen van de lijnregelklep
Als er een inregelventiel is geïnstalleerd, moet deze altijd
worden ingesteld op het interval tussen de minimale flow
en de maximale flow.
•
Het wordt aanbevolen om het inregelventiel altijd in
te stellen op de maximale flow ten opzichte van het
drukverschil in het verwarmingssysteem.
•
De maximale flow wordt berekend op basis van het
grootste bekende drukverschil in het systeem.
•
De minimale flow wordt berekend op basis van het
kleinste bekende drukverschil in het toevoersysteem.
•
Het warmtedragende medium in het systeem moet
uit onbehandeld water bestaan waaraan een cor-
rosieremmer is toegevoegd.
De volgende gegevens zijn van toepassing op verwarmers
van Airmaster:
Min. debit bij
0,3 m/s (l/h)
AM 300
48
AM 500
75
AM 800
75
AM 900
120
AM 1000
135
AM 1200
120
DV 1000
340
2.1.3.
Vorstklep
Het sensorelement op de vorstklep moet worden ingesteld
op 8 °C (stand tussen * en 1 in) om te waarborgen dat de
temperatuur voorbij de verwarmer hoger dan 8 °C blijft
en dat het water in de verwarmer niet bevriest. Er moet
altijd warm water beschikbaar zijn met een toereikend
drukverschil.
N.B. De warmtebelasting of het debiet mag bij vorst NOOIT
worden onderbroken/afgesloten, ook niet als de ventilatie-
unit niet in bedrijf is.
N.B. De stromingstemperatuur mag tijdens vorstperioden
NOOIT lager worden dan 40°C.
2.1.4.
De twee kleppen van de verwarmer zijn bij levering ingesteld
op 10 (klep helemaal open). De vorstklep moet in deze stand
blijven staan.
De regelklep met actuator moet worden ingesteld op een
waarde die is gebaseerd op een kritieke bedrijfstoestand.
Dat wil zeggen dat de klep niet tot de nominale flow hoeft
te worden begrensd, maar dat ten minste de waarden
voor 'minimale flow' beschikbaar moeten zijn. Wanneer de
warmtebelasting groot is, kan de verwarmer hierdoor meer
dan de nominale waarden leveren. Tegelijkertijd wordt de
afkoeling van stadsverwarmingswater gereduceerd.
De volgende gegevens zijn van toepassing op verwarmers
van Airmaster:
Max. debit bij
AM 300
1,2 m/s (l/h)
AM 500
185
AM 800
300
AM 900
300
AM 1000
480
AM 1200
540
DV 1000
480
1360
De klep kan volgens de berekening en het diagram hieronder
worden ingesteld, zodat de noodzakelijke flow kan worden
bereikt bij het drukverschil ∆ps dat beschikbaar is.
De unit moet zijn ontlucht voordat de inregeling plaatsvindt.
Parameters die worden gebruikt in voorbeeld:
OT
RT
n
IT
V
t
F
t
R
∆p
1. Bereken temperatuur (t) op basis van warmtewis-
2. Bereken warmtevereiste (Q) voor verwarming van de
7
Instellen van de regelklep
Nominale
capaciteit
(m
/h)
3
275
550
725
830
1100
1310
1000
Laagste buitentemperatuur (°C)
Ruimtetemperatuur (°C)
Minimale efficiency van warmtewisselaar (%)
Gewenste inblaastemperatuur (°C)
Capaciteit inlaat (m
3
L
Watertemperatuur TOEVOER (°C)
Watertemperatuur RETOUR (°C)
Gewenste verschildruk: 20-40 kPa,
bij voorkeur op ongeveer 30 kPa (10 kPa = 0,1
bar)
selaar. [°C]
lucht tot de gewenste inlaattemperatuur. [W]
Min. debit bij
Max. debit bij
0,3 m/s (l/h)
1,2 m/s (l/h)
48
185
75
300
75
300
120
480
135
540
120
480
340
1360
/h)
Advertenties
Inhoudsopgave
