5.
Inbedrijfstelling en laatste
besturingscontroles
Zodra de installatie compleet is, moeten de basisfuncties
van de werking worden gecontroleerd. Zodra dit gedaan is,
moeten alle parameters en de apparatuur van de unit worden
geprogrammeerd in overeenstemming met de operationele
vereisten van de klant.
Het kanaalsysteem van een unit moet vóór de inbedrijfstel-
ling worden ingeregeld.
Bij Airlinq BMS-systemen kunnen algemene instellingen
voor het hele systeem of hele groepen worden ingesteld.
Instellingen die specifiek zijn voor units, moeten echter
voor elke afzonderlijke unit worden ingesteld met de Airlinq
Service Tool.
Bij de opstart van de AM 1000 unit moeten omgevings-
lawaai en vibraties tot een minimum beperkt worden ( bv.
het gebruik van drilboren of hamers in de ruimte of in de
aangrenzende ruimtes is te vermijden). Omgevingslawaai
kan de kalibratie van het actieve SPR technologie systeem
verstoren.
De CO
-/TVOC-sensor kalibreert zichzelf in de eerste 3
2
weken. In deze periode moet de unit bij voorkeur zonder
stroomonderbreker in bedrijf zijn. In het begin kan de meting
afwijken van het echte CO
2
5.1.
Inbedrijfstelling
•
Sluit de unit en de koelmodule als deze open staan.
•
Informeer bij de klant naar de gewenste werking
van de unit.
•
Schakel de voeding van de unit in.
•
Alleen units met Airlinq Viva (wit bedieningspaneel):
–
Sluit een pc met daarop het programma Airlinq
User Tool aan op de mini-B USB-poort onder op
het bedieningspaneel.
–
Start de Airlinq User Tool.
–
'Wizard Opstarten' wordt automatisch gestart.
'Wizard Opstarten' kan ook in het programma
worden gestart via de menu-optie 'Instellingen
- Wizard Opstarten'. Zie ook pagina 20 van de
"Werking en Onderhoud" handleiding die bij de unit
is geleverd. De Wizard Opstarten moet helemaal
worden doorlopen en worden afgesloten met de
start van de unit.
•
Alleen units met Airlinq Orbit (zwart bedieningspaneel):
–
De 'Wizard Opstarten' van het bedieningspaneel
wordt automatisch tijdens de eerste inbedrijfstel-
ling gestart. De wizard kan ook handmatig worden
gestart via 'Instellingen - Wizard Opstarten' in
-/TVOC-niveau.
het bedieningsmenu. Zie ook pagina 20 van de
"Werking en Onderhoud" handleiding die bij de unit
is geleverd. De Wizard Opstarten moet helemaal
worden doorlopen en worden afgesloten met de
start van de unit.
•
Controleer of de afzuiging en inlaat werken.
•
Aanvullende instellingen moeten op een pc met het
programma Airlinq Service Tool worden geconfi-
gureerd. Stel alle benodigde data overeenkomstig
de "Werking en Onderhoud" handleiding en de
instructies van het programma in.
•
Alle AM 500, 800, 900, 1000, 1200 en DV 1000 met
AQC-P (grijze besturingskast):
–
Sluit een pc met daarop het programma Airlinq
Service Tool aan op de mini-B USB-poort onder
op het bedieningspaneel en start het programma.
–
Druk op 'Connect'.
–
Selecteer bij 'Address Mode' - 'Device Address'
de communicatie-id van de unit, bijvoorbeeld '0'
voor 'ID0' of '1' voor 'ID1'.
–
Kalibreer de filters via 'Settings' - 'Process Settings'
- 'Filter' - 'Settings'.
–
Selecteer de parameter 'Run Filter Calibration' en
druk op 'Enter' op het toetsenbord. Het venster
'Set new Value' wordt geopend.
–
Stel 'Yes' in en druk op 'Enter' op het toetsenbord.
Het venster 'Set new Value' wordt gesloten.
Het kalibreren van filters moet voor elke unit in een Airlinq
BMS-systeem worden uitgevoerd.
19