Inhoudsopgave
Advertenties
Ingebruikname
1. Sluit de acculader op het lichtnet aan. De netspanning en de bedrijfsspanning van de oplader moeten over-
eenstemmen.
De oplader mag alleen in gesloten en droge ruimtes bij omgevingstemperaturen van +5°C tot +40°C worden
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Accu en oplader moeten droog blijven. Stel de accu of oplader niet aan regen of vocht bloot.
2. Schuif de accu stevig in de oplader. Als de rode laadcontrole-LED niet brandt, moet de accu uitgenomen en
opnieuw geplaatst worden. Let erop dat de accu stevig in de oplader zit.
Druk beide blokkeerhendels gelijktijdig in en schuif de
accu tot aan de eerste voelbare weerstand in de oplader
en druk dan tot aan de aanslag.
-
Een rode controle-LED betekent dat de accu normaal opgeladen wordt.
-
Een groene controle-LED betekent dat de accu geheel is opgeladen.
-
Een KNIPPERENDE rode controle-LED betekent dat de accu óf te heet óf te koud is en niet opgeladen kan
worden. Laat de accu aangesloten. Als de normale bedrijfstemperatuur is bereikt, begint het oplaadproces
automatisch.
-
KNIPPERENDE rode/groene controle-LED's betekenen dat de accu niet kan worden opgeladen en vervangen
moet worden.
3. Uit de „slaapmodus" ontwaakt de accu na ca. tien (10) seconden.
4. Een volledig ontladen accu heeft ongeveer een (1) uur nodig om geheel opgeladen te worden.
De accu blijft volledig opgeladen als deze op de oplader blijft.
5. Als de groene controle-LED aangeeft dat de accu volledig is opgeladen, kan deze uit de oplader worden
genomen.
6. Druk ter controle van de beschikbare lading de accustatusknop in.
7. Trek de acculader uit het stopcontact als deze niet wordt gebruikt.
Na het plaatsen van de accu brandt de rode LED links
op de oplader en het opladen begint.
22
Advertenties
Inhoudsopgave
