REMKO serie KWT
7
Inbedrijfstelling
Vóór inbedrijfstelling moet u altijd controleren of de
luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen niet vuil zijn
en het luchtinlaatfilter niet verontreinigd is. Ver-
stopte of vervuilde roosters en filters moeten direct
worden gereinigd, zie het hoofdstuk "Reinigen en
onderhoud".
Controleer voor de inbedrijfstelling of de stroom-
voorziening wordt gewaarborgd.
Bedrijfsmodus Koelen
1.
Schakel het apparaat in met behulp van de
toets " ".
2.
Selecteer met de toets " " de bedrijfsmodus
Koelen.
3.
Stel met behulp van de toetsen "
gewenste ruimtetemperatuur in.
4.
Selecteer met de toets " " het gewenste
ventilatorniveau.
Bedrijfsmodus Verwarmen
1.
Schakel het apparaat in met behulp van de
toets " ".
2.
Selecteer met de toets " " de bedrijfsmodus
Verwarmen.
3.
Stel met behulp van de toetsen "
gewenste ruimtetemperatuur in.
4.
Selecteer met de toets " " het gewenste
ventilatorniveau.
Bedrijfsmodus Automatisch
1.
Schakel het apparaat in met behulp van de
toets " ".
2.
Selecteer met de toets "A" de bedrijfsmodus
Automatisch.
3.
Stel met behulp van de toetsen "
gewenste ruimtetemperatuur in.
Het ventilatorniveau wordt door het apparaat auto-
matisch geselecteerd.
Bedrijfsmodus Ontvochtigen
1.
Schakel het apparaat in met behulp van de
toets " ".
2.
Selecteer met de toets " " de bedrijfsmodus
Ontvochtigen.
Het ventilatorniveau en de temperatuur wordt door
het apparaat automatisch geselecteerd.
22
en
" de
en
" de
en
" de