Opnamen maken
Wanneer er een SD-geheugenkaart is geplaatst, worden alle opnamen
opgeslagen op de kaart. Wanneer er geen kaart is geplaatst, worden de
opnamen opgeslagen in het interne geheugen.
De functies instellen (programmastand)
In de programmastand (e) stelt de camera automatisch de sluitertijd en het
diafragma in voor het maken van foto's. U kunt desgewenst wel andere functies
selecteren.
1
Druk op de vierwegbesturing (3) in de opnamefunctie.
De virtuele functiekiezer verschijnt.
2
Selecteer [e] met de vierwegbesturing
(45).
3
Druk op de OK-knop.
De camera is gereed voor het maken van een
opname.
4
Stel de functies in die u wilt gebruiken.
Zie "De opnamefuncties instellen" (blz. 35 tot
blz. 50) voor meer informatie over het instellen
van de functies.
5
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het scherpstelkader op de LCD-monitor licht groen op wanneer de camera heeft
scherpgesteld.
6
Druk op de ontspanknop.
De opname wordt gemaakt.
blz. 22
Foto's maken 1
5, 6
1, 2
3
4
4
OK
O K
51