Afbeelding5: Draaienmetsteeksleutel
7.7
Pneumatische aansluiting
WAARSCHUWING!
Gevaar voor letsel door aansluiting van ongeschikte slangen.
▶ Alleen slangen gebruiken die bestand zijn tegen de druk en de
temperatuur van het medium.
▶ Technische gegevens van de slangfabrikant in acht nemen.
Bij stuurfunctie I: gevaar bij uitval van de stuurdruk.
Bij uitval van de stuurdruk blijft het ventiel in een ongedefinieerde
positie staan.
▶ Voor gecontroleerd opnieuw starten het apparaat onder
stuurdruk zetten, daarna het medium inschakelen.
Type 2100
Montage
Steeksleutel
7.7.1 Aansluiting van het stuurmedium
Als de positie van de stuurluchtaansluiting ongunstig is
voor de montage van de slangen, kunnen deze
door 360° verdraaien van de aandrijving traploos
worden uitgelijnd.
De werkwijze is beschreven in paragraaf "7.6 Aandrijving
draaien".
Stuurfunctie A en B:
→ Stuurmedium aansluiten op stuurluchtaansluiting 1 van de
aandrijving.
Stuurfunctie A, 3-standenaandrijving:
→ Stuurmedium aansluiten op stuurluchtaansluiting 1 en 2 van
de aandrijving (zie "Afbeelding 7").
Door druk op stuurluchtaansluiting 1 wordt het ventiel
geopend.
Door druk op stuurluchtaansluiting 2 wordt de middenpositie
ingesteld.
Stuurfunctie I:
→ Stuurmedium aansluiten op stuurluchtaansluiting 1 en 2 van
de aandrijving (zie "Afbeelding 6").
Door druk op stuurluchtaansluiting 1 wordt het ventiel
geopend.
Door druk op stuurluchtaansluiting 2 wordt het ventiel
gesloten.
nederlands
27