5.4 Bochten
Het sturen van de scootmobiel is gemakkelijk en logisch. Zorg
ervoor dat u genoeg ruimte hebt als u een bocht neemt, zodat
de achterwielen niet met eventuele obstakels in aanraking
komen.
Door het afsnijden van een trottoirhoek kan het achterwiel van
het trottoir afrijden, wat problemen kan veroorzaken als de
hoek zeer ruw is. Probeer dit altijd te voorkomen door in een
overdreven bocht rond het obstakel te sturen.
Zet de scooter eerst stil wanneer u door een nauwe doorgang
moet rijden, zoals door een deurkozijn of wanneer u draait en
keert; draai vervolgens het stuur in de richting waar u naar toe
wilt gaan. Voer daarna voorzichtig het vermogen op. Hierdoor
maakt de scootmobiel een korte draai. Het is tevens raadzaam
om de vooraf ingestelde snelheid te verlagen voor betere
controle in nauwe doorgangen.
GEVAAR!
Het is niet verstandig om bochten te nemen met volle
snelheid. Als u een scherpe bocht moet maken, verminder
dan de snelheid met de wigwag, de bedieningshendel of de
snelheidsinstelling. Dit is vooral belangrijk wanneer u over of
van een helling af rijdt. Negeren van dit advies kan tot gevolg
hebben dat uw scootmobiel kantelt.
Optie: Automatische snelheidsvermindering
Uw scootmobiel kan met een automatische
snelheidsvermindering worden uitgerust (niet in alle markten
beschikbaar). Dankzij deze functie wordt de snelheid van
de scootmobiel verminderd zodra u een bocht instuurt.
Het is bedoeld als een handige veiligheidsvoorziening.
In sommige situaties is het gewenst om deze functie te
deactiveren, bijvoorbeeld als u op een helling of binnenshuis
rijdt en teveel aandrijfkracht verliest. Om de automatische
snelheidsvermindering te deactiveren, druk op (fig. 5.5 - A).
GEVAAR!
Deactivering van deze functie heeft een ander dynamisch
rijgedrag tot gevolg. Rij daarom voorzichtig wanneer u een
bocht neemt.
WAARSCHUWING!
Gebruik de richtingaanwijzer wanneer u van richting
verandert.
A
Fig. 5.5
20
5.5 Remmen & Noodstop
Er zijn drie manieren om uw scooter tot stilstand te brengen:
• Het loslaten van de bedieningshendel is de eenvoudigste en
veiligste manier om te stoppen. Hierdoor komt de scooter op
een beheerste manier tot stilstand.
• Door de scooter in zijn achteruit te zetten, komt de scooter
abrupt tot een snelle stop.
• Door het bedieningssysteem via de AAN/UIT-schakelaar uit te
schakelen terwijl de scooter in beweging is, komt de scooter
ook tot stilstand.
WAARSCHUWING!
• Het uitschakelen van het bedieningssysteem mag uitsluitend
in een noodsituatie worden gebruikt, omdat de remactie zeer
abrupt is.
5.6 Rijden op een helling (Fig. 5.6)
Uw scooter is ontworpen voor en getest op gebruik op hellingen
van minstens 6 graden.
De Elite
Mini is getest met 90 Amp
2
controller
Voor Elite
XS & Elite
Plus met 140 Amp.
2
2
bediening. Elite
Mini met 120 Amp.
2
bediening.
GEVAAR!
• Remafstanden op hellingen kunnen beduidend langer zijn dan
op een vlakke grond.
GEVAAR!
• In bepaalde omstandigheden kan uw scooter instabiel worden.
• Om de stabiliteit te verbeteren wanneer u een helling oprijdt,
leunt u voorwaarts met de zitting en rugleuning in een rechte
positie.
• Of u moet goed rechtop gaan zitten en/of de zitting
achterwaarts kantelen, wanneer u in voorwaartse richting van
een helling afrijdt.
• Indien u twijfelt over de mogelijkheden om met uw
scootmobiel een helling of stoep op- of af te rijden, probeer
dan een alternatieve route te vinden.
!
Fig. 5.6
Nederlands | Rev. E | Elite2 Mini XS Plus
6° nominale helling
of hellingshoek
6° nominale helling
of hellingshoek