Timingschema parallelle interface
Vb.) Meetmodus: TRIG, Handshaking: OFF
OFF
RUN
ON
OFF
TRIG
ON
OFF
ENABLE
ON
OFF
OR
ON
OFF
DO
ON
OFF
GATE
ON
T1:
Ingeschakeld (ON) gedurende ten minste 0,5 ms.
Triggerinvoertijd
T2:
Dit is de tijd voor [beeldinvoer + meettijd]. Deze tijd kan worden ingesteld op [beeldinvoer] of
Meettijd
[beeldinvoer + meettijd + weergave].
T3:
Dit is de wachttijd voordat stabiele gegevens kunnen worden uitgevoerd. Deze tijd kan worden
Gate ON-
gewijzigd.
vertraging
T4:
Dit is de tijd die het externe apparaat nodig heeft om de gegevensuitvoer van de controller te
Gate ON-tijd
ontvangen. Deze tijd kan worden gewijzigd.
T5:
Dit is het interval waarmee de status van het DO-signaal wijzigt. Deze tijd kan worden gewijzigd.
Uitvoercyclus
T6:
Deze tijd komt overeen met [uitvoercyclus (T5) x aantal uitvoerwaarden]. De trigger kan opnieuw
Totale uitvoertijd
worden ingevoerd na een interval groter dan deze tijd. Wanneer de totale uitvoertijd langer is dan T2,
hopen niet-uitgevoerde gegevens zich op in de controller omdat de volgende meting wordt gedaan
voordat alle meetresultaten zijn uitgevoerd. Wanneer de controller vol zit met niet-uitgevoerde
gegevens, kan deze geen gegevens meer verzamelen. Als dat gebeurt, worden niet-uitgevoerde
gegevens verder uitgevoerd en kan de volgende meting pas worden uitgevoerd als alle waarden in
de wachtrij zijn verzameld.
Toelichting bij het gebruik
1. Wanneer de meettrigger (TRIG-signaal) wordt uitgevoerd door een extern apparaat, wordt de meting gestart
tijdens de opgaande flank van het TRIG-signaal (OFF -> ON).
2. Het GATE-signaal wordt gebruikt om de ontvangst van de meetresultaten door het externe apparaat te
timen. Stel de Gate ON-vertraging (T3) en Gate ON-tijd (T4) zo in dat [T3 + T4] < [T5].
3. Wanneer de parallelle interface is ingeschakeld (ON) als bestemming voor de gegevensuitvoer, worden
zoveel waarden uitgevoerd als is ingesteld in de uitdrukking voor 'Calculation (data)' (maximaal 32).
Wanneer de parallelle uitvoer is uitgeschakeld (OFF), worden er geen gegevens uitgevoerd.
4. Wanneer de parallelle interface is ingeschakeld (ON) als bestemming voor de evaluatie-uitvoer, worden
zoveel evaluaties uitgevoerd als is ingesteld in de uitdrukking voor 'Calculation (judgement)' (maximaal 2
keer). Wanneer de parallelle uitvoer is uitgeschakeld (OFF) worden er geen evaluaties uitgevoerd.
5. De algemene evaluatie wordt uitgevoerd. De algemene evaluatie is NG als de vooraf ingestelde meetfunc-
ties en evaluatieresultaten één of meer NG-waarden bevat. Wanneer het niveau wordt uitgevoerd, wijzigt de
ON/OFF-status van het OR-signaal pas bij de volgende uitvoer, zoals wordt getoond in dit voorbeeld.
6. Als de timing voor het inschakelen (ON) van het ENABLE-signaal is ingesteld op 'End of image input' (Einde
beeldinvoer), treedt er een vertraging op totdat uitvoer wordt gestart nadat het ENABLE-signaal is ingescha-
keld (ON) omdat er ook metingen worden uitgevoerd nadat het ENABLE-signaal is ingeschakeld (ON). Geef
de volgende triggerinvoer niet totdat de meting is voltooid.
40
Totale evaluatie
Waarde 1
Waarde 0
Evaluatie
Evaluatie
Waarde 31
0 tot 15
16 tot 31
Meetproces in RUN-modus
Waarde 0