1-4 De intelligente camera's installeren
1-4-2
Het montagestuk monteren
Demonteren
1-4-3
De camera scherpstellen
Opmerking Draai de scherpteregelaar eerst iets naar links en rechts om te controleren of
Het montagestuk kan op alle vier de verschillende montageoppervlakken
worden gemonteerd.
1. Breng de haken aan de beide uit-
einden van het montagestuk in lijn
met de groeven in de behuizing
van de camera.
2. Druk de tweede hoek omlaag tot-
dat deze op zijn plaats klikt.
Controleer of het montagestuk
stevig op de camera bevestigd is.
3. Bevestig het montagestuk met
schroeven op de gewenste locatie.
Aanhaalmoment
M4: 1,2 Nm
1/4"-20 UNC: 2,6 Nm
1. Steek een schroevendraaier in
een van de twee openingen
tussen het montagestuk en de
camerabehuizing en verwijder het
montagestuk.
1. Pas de afstand tussen de camera
en het meetobject aan en zet de
camera vast.
Raadpleeg het optische schema
en plaats de camera in een positie
waarin het te controleren gebied
binnen het detectiegebied valt
(LCD-monitor).
"Optisch schema" p. 10.
2. Draai de scherpteregelaar naar
links of rechts om de brandpunts-
afstand in te stellen.
de regelaar niet in een uiterste positie staat. Oefen geen overmatige druk uit
om de regelaar in de uiterste positie door te draaien. Dit kan de regelaar
beschadigen.
(Bij de ZFX-SC90_/SC150_ stopt de regelaar alleen in de positie voor de
kleinste brandpuntsafstand. Bij de grootste brandpuntsafstand draait de
regelaar vrij door.)
Voorbereiding
Haken
Montage-
stuk
Groeven in camera
Montagestuk
Detectieafstand (L)
Detectiegebied (H)
Scherpte-
regelaar
11