NORMAAL ONDERHOUD
In dit gedeelte wordt beschreven welke onderdelen regelmatig
moeten worden onderhouden of vervangen.
Op de SERVICE/ONDERHOUDSKAART staan de diverse
onderdelen beschreven en wordt tevens aangegeven wanneer
onderhoud dient plaats te vinden. Informatie over de oliekapaciteit enz.
kunt u vinden in het onderdeel ALGEMEEN in dit handboek.
Zie het Bedieningshandboek voor de Motor voor specifikaties of
speciale vereisten voor de motor wat betreft reparatie of (preventief)
onderhoud.
Zorg ervoor dat onderhoudspersoneel voldoende getraind en
bevoegd is en de onderhoudshandboeken gelezen heeft.
Alvorens te proberen enig onderhoudswerk uit te voeren,
verzekeren dat:
.
de machine niet per ongeluk of op enige andere wijze gestart kan
worden, door aanbrengen van waarschuwingsborden en/of passende
anti− start inrichtingen.
.
alle reststroombronnen (net en accu) geïsoleerd zijn.
Alvorens panelen te openen of te verwijderen om binnen een
machine te werken, verzekeren dat:
.
eenieder die de machine binnengaat zich bewust is van de lagere
graad van beveiliging en de extra gevaren, waaronder hete
oppervlakken en af en toe bewegende delen
.
de machine niet per ongeluk of op enige andere wijze gestart kan
worden, door aanbrengen van waarschuwingsborden en/of passende
anti− start inrichtingen.
Alvorens enig onderhoudswerk op een draaiende machine uit
te voeren, verzekeren dat:
.
de uitgevoerde werkzaamheden beperkt blijven tot taken waarvoor
de machine moet lopen
.
de uitgevoerde werkzaamheden waarbij de veiligheidsinrichtingen
buiten werking gesteld of verwijderd zijn, beperkt blijven tot zulke taken
waarbij de veiligheidsinrichtingen buiten werking gesteld of verwijderd
moeten zijn.
.
alle aanwezige gevaren bekend zijn (bijv. onder druk staande delen,
onder spanning staande delen, verwijderde panelen, deksels en
beschermkappen, extreme temperaturen, in− of uitstromen van lucht,
af en toe bewegende delen, uitlaat van veiligheidsklep enz.).
.
passende persoonlijke bescherming gedragen wordt.
.
loshangende kleding, sieraden, lang haar veilig gemaakt worden.
.
Waarschuwingsborden die aangeven dat Onderhoudswerk in
uitvoering is op duidelijk zichtbare plaatsen aangebracht worden.
Na voltooien van onderhoudstaken en alvorens de machine
weer in gebruik te stellen, verzekeren dat:
.
de machine passend getest is
.
alle beschermkappen en veiligheidsinrichtingen aangebracht zijn
.
alle panelen teruggezet, kap en deuren gesloten zijn
.
gevaarlijke materialen effectief verpakt en afgevoerd zijn.
ONDERHOUD
ELEKTRISCH SYSTEEM
WAARSCHUWING! Maak altijd de akkukabels los voordat u
onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten.
Kontroleer veiligheidsafslag−
kontakten van de instrumentenpaneel relais op inbranding − maak
schoon waar nodig.
Kontroleer de mechanische werking van de onderdelen.
Kontroleer of de elektrische klemmen op de schakelaars en relais
goed vastzitten (losse bouten of schroeven kunnen oxydatie op kritieke
plaatsen veroorzaken).
Kontroleer de onderdelen en de bedrading op tekenen van
oververhitting. Dit kan zich ondermeer uiten in de vorm van
verkleuringen, verschroeide
afgebladderde verf en een scherpe geur.
ELEKTRISCHE AANSLUITKLEMMEN
Controleer dagelijks op sporen van vonkvorming rond de
elektrische aansluitklemmen.
AARDINGSSTROOMKRING
Controleer dagelijks of de aardingsstroomkring voldoet aan de
plaatselijke voorschriften. Controleer of er continuïteit is tussen de
aardingsklem, het frame, de generator en het motorblok.
DRAADISOLATIE
Controleer dagelijks of de draadisolatie of de kousen vastzitten en
niet uitrafelen.
AKKU
Houd de aansluitpunten van de akku en de bijbehorende
kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje
smeervet om korrosie tegen te gaan.
De akku moet zodanig zijn geplaatst dat deze niet kan verschuiven.
INSTRUMENTEN
Controleer voor het starten en tijdens het gebruik of de lampjes van
de instrumenten, de meters en de schakelaars goed werken.
BEDIENINGSCOMPARTIMENT
Voer om de zes maanden of 500 uur bij een uitgeschakelde
machine een visuele inspectie uit op loszittende aansluitingen, vuil,
vonkvorming en beschadigde elektrische onderdelen.
TORENKABELS
Iedere dag moet worden gecontroleerd of de torenkabels goed zijn
bevestigd. De kabels moeten op uitrafelen en andere beschadigingen
worden gecontroleerd en, indien nodig, worden vervangen. Ook de
snaarschijven moeten worden gecontroleerd op ongewone slijtage of
beschadigingen en bij sterke slijtage en beschadigingen worden
vervangen.
23
systeemschakelaars
en
kabels,
vervormde
onderdelen,
LIGHTSOURCE V9
de