Paragraaf 2
* Deze functies worden gebruikt door onderhoudstechnici om problemen van het apparaat op te lossen.
Pagina 36
Apparaatmenustructuur
•
KAL STANDAARDS - (Kalibratie standaardinstellingen) Druk op ENTER
om de kalibratie-instellingen weer te zetten op de fabrieksstandaards en
stel de steilheid in op 1,0 en de Offset op 0. Gebruik deze functie om
kalibraties te verwijderen die ervoor zorgen dat MARG S of MARG N
worden weergegeven.
•
OFFSET - Druk op ENTER om de huidige Nulcorrectiefactor weer te
geven. De fabrieksstandaard is 0.
•
STEILHEID - Druk op ENTER om de huidige Steilheidcorrectiefactor
weer te geven. De fabrieksstandaard voor steilheid is 1 maar uitslagen
van 0,8 tot 1,25 zijn acceptabel.
•
SCHERMTEST - Druk op ENTER om alle LCD-segmenten weer te geven
om visueel te controleren dat het gehele scherm functioneert.
•
RECMIN - Recorder signaaltest. Druk op ENTER om de Recorderuitvoer
naar het minimum te brengen (normaal 4 mA) en houd het daar tot de
volgende analyse is voltooid.
•
RECMAX - Recorder signaaltest. Druk op ENTER om de Recorderuitvoer
naar het maximum te brengen (normaal 20 mA) en houd het daar tot de
volgende analyse is voltooid.
Opmerking: Om het signaal langer aan te houden, drukt u op de toets MENU en
dan op de PIJL-toets OMLAAG om te bladeren naar ONDERHOUD. Druk op
ENTER en blader naar de HOUD UITVOER en druk opnieuw op ENTER.
•
REC AANPASSEN - Druk op ENTER om de Recorder minimumwaarden en
de Recorder maximumwaarden aan te passen. Gebruik deze functie voor een
offset van het 4 of 20 mA uitvoersignaal om een grafiekrecorder te dwingen
om een nul of volledige grootte waarde te lezen bij een kleine afwijking.
Gebruik de PIJL-toetsen RECHTS en LINKS om RECMIN of RECMAX te
selecteren en gebruik de PIJL-toetsen OMHOOG en OMLAAG om de waarde
aan te passen. Druk op Enter om te selecteren. Druk op EXIT om de
wijzigingen te accepteren en terug te keren naar SETUP.
Opmerking: Opmerking: De nummers op het scherm worden weergegeven in A/D-
eenheden en kunnen niet worden gebruikt om de recorderinstelling te bepalen.
•
RELAISTEST - Druk op ENTER om de relais uit te schakelen en zet dan
achtereenvolgens ALARM1 en ALARM2 aan. Beide alarmen worden
automatisch gewist om de test te voltooien.
•
REF* - Geeft tijdelijk de laatste Referentie A/D-tellingen weer.
•
MONSTER* - Geeft tijdelijk de laatste Monster A/D-tellingen weer.
•
NUL* - Geeft tijdelijk de laatste Nul A/D-tellingen weer.
•
CYCLUSTIJD* - Geeft tijdelijk de cyclustijd (in seconden) weer.
•
STROOMSTORINGWAARSCHUWING - Stel de
stroomstoringwaarschuwing AAN of UIT. Druk op ENTER om de PIJL-
toetsen te gebruiken om te wisselen tussen AAN en UIT. Druk op Enter
om te selecteren. Druk op EXIT om de wijzigingen te accepteren en terug
54400_start.fm