H.F.-SPANNING
Deze is asymmetrisch en met behulp van de continueregelaar
R12 en de verzwakken R1~R11 in te stellen tot een waarde van ten
minste 100 mV.
De spanning aan de verzwakken, regelbaar met R12, wordt door de
voltmeter Al aangewezen. De max. aanwijsfout van de meter be-
draagt ± 5 %.
De schaal van de verzwakken is semi-logarithmisch verdeeld in
vijf spanningsgebieden, nl. 1-10 µV, 10 100 µV, 0,1-1 mV,
1-10 mV en 10-100 mV. De afgegeven spanning is tussen 10 µV
en 100 mV voor frequenties lager dan 3 MHz gelijk aan de op de
schaal aangeduide waarde, met een tolerantie van 1 schaaldeel.
Indien de verzwakken dus b.v. op 100 µV wordt ingesteld, dan ligt
de afgegeven spanning tussen 90 en 200 µV.
De uitgangsimpedantie bedraagt bij 100 mV ong. 300 ohm en
va-
rieert voor spanningen lager dan 10 mV tussen ong. 30 en 80 ohm.
In het apparaat is een scheidingscondensator van 33 000 pF aan-
gebracht, zodat de H.F.-spanning ook mag worden toegevoerd aan
punten waarop zich een gelijkspanning (max. 250 V) bevindt.
De impedantie van de uitgangskabel bedraagt ongeveer 125 ohm.
Fig. 2 Binnenaanzicht
ti
~
~