3. Zet het linkse mes in de lengte en meet
de afstand tussen de buitenste mespunten,
zowel voor als achter, en de vlakke vloer.
(zie fi guur 22).
4. De afstand tussen mespunt en de vloer aan
de achterkant dient 4 tot 6 mm. Hoger te zijn
dan aan de voorkant (zie fi guur 22).
5. Indien deze afstanden niet binnen de
toleranties vallen dient het deck te worden
afgesteld, tenzij het mes krom is.
6. Controleer of het mes krom is door dit 180
graden te draaien en de meting links achter
opnieuw te verrichten. Indien er meer dan 4
mm verschil is met de vorige meting is het
mes krom en dient dit vervangen te worden.
7. Indien het mes niet krom is, kunt u het
maaideck afstellen door borgmoer (A) van
de linkse trekstang los te draaien.
8. Door de moer (B) rechtsom te draaien kunt
u linksachter van het maaideck opwaarts
heffen, door de moer linksom te draaien zakt
het maaideck linksachter.
9. Nadat alles goed is afgesteld kunt u de
borgmoer (A) op trekstang (C) stevig vast
draaien om alles te borgen.
10. Herhaal stap 3 tot 9 ook voor de rechtse kant.
11. Controleer daarna weer links en rechts en
zonodig deze stappen herhalen.
12. Controleer of iedere ketting gespannen is
(gewicht draagt). Indien dit niet het geval is
zonodig bijstellen.
A + .125 to .25
(3mm to 6mm)
Vlakke ondergrond
A
B
F
C
D
Figuur 23
A
99103
Figuur 22
E
G H
I
J
D
04104
MAAIHOOGTE AFSTELLING
(Zie fi guur 23)
LET OP: De vorige afstellingen van het
maaideck dienen reeds te zijn uitgevoerd.
1. Controleer de bandenspanning van alle vier
de wielen en zet ze zonodig op de juiste
spanning.
2. Met de hoogte verstelling tuimelschakelaar,
heft u het maaidek langzaam en verwijdert u
pin (E) en plaatst u deze in het gat voor 76 mm
(3") maaihoogte. Laat het maaidek zakken
zodat de pin (E) contact maakt met de stang
geleider (F). Zorg ervoor dat het kunststof
vulstuk (G) (voor 6mm hoogte tussenstand)
niet tussen de pen en de geleidingsbuis zit.
3. Zet het linkse mes in de breedte en meet de
afstand tussen de buitenste mespunt en de
vlakke vloer. (zie fi guur 22).
4. Zet het rechtse mes in de breedte en meet de
afstand tussen de buitenste mespunt en de
vlakke vloer.
5. Indien er meer dan 4 mm verschil is dient
het maaideck te worden afgesteld. (zie
bovenstaand hoofdstuk).
6. Indien beide maten liggen tussen de 70 en 80
mm is er geen verdere afstelling nodig.
7. Doch is het meer dan 80 of minder dan 70
mm, dan wel afstellen.
8. Draai daartoe de borgmoer (J) op de hoogte
instelbuis (H) los.
9. Het maaideck stelt u hoger door moer (I)
rechtsom te draaien.
10. Door de moer (I) linksom te draaien laat u
het maaideck zakken.
11. Indien de meshoogte aan beide zijden binnen
de toleranties valt draait u de borgmoer (J)
weer stevig vast tegen de instelbuis (H).
44