Inhoudsopgave
Advertenties
gemonteerd zijn en in goede staat verkeren.
• Zorg dat alle spatborden, kappen en
beschermingsschilden veilig en nauwgezet
zijn gemonteerd.
• Zorg dat de uitwerpklep of de mulchplaat is
geïnstalleerd bij de uitwerpopening van het
maaidek.
• Zorg ervoor dat alle veiligheidsstickers goed
leesbaar zijn (zie pagina 7).
• Controleer het oliepeil van de hydrostatische
aandrijving. Gebruik NOOIT de machine
wanneer deze een laag oliepeil heeft. Een laag
oliepeil kan ervoor zorgen dat de aandrijving
beschadigd en de machine onbestuurbaar
wordt.
• Controleer het oliepeil van de motor (lees
de handleiding van de motor voor het juiste
oliepeil en type olie die gebruikt moet
worden).
WAARSCHUWING
Probeer nooit het oliepeil te controleren
als de motor aan staat.
• Controleer op olie en brandstofl ekken.
• Controleer de koelvloeistof van de radiateur.
WAARSCHUWING
Verwijder nooit de dop van de
radiateur als de motor nog heet is!
• Verwijder het luchtinlaatscherm op de
radiateur en maak dit schoon.
BELANGRIJK
Wanneer er gemaaid wordt in stoffi ge
omstandigheden, en op droog of
lang gras, dan kan het nodig zijn om
regelmatig het luchtinlaatscherm
schoon te maken om oververhitting
van de motor te voorkomen.
• Controleer het luchtfi lter regelmatig. (zie de
handleiding van de motor). Wanneer er in
stoffi ge omstandigheden of op droog en lang
gras gemaaid wordt kan het vaker nodig zijn
het luchtfi lter en de luchtfi lterhouder schoon
te maken.
• Verzeker u zelf ervan dat de machine vrij
van viezigheid en rommel is.
• Controleer het brandstofpeil. Lees de
motorhandleiding voor de geschikte
brandstof die erin moet.
Vul de brandstoftank nooit terwijl
de motor draait. Laat de motor twee
minuten afkoelen voordat u brandstof
tankt. Wanneer brandstof gemorst
wordt start dan niet de motor en houdt
elke mogelijke bron van ontsteking
verwijdert voordat de brandstof
opgeveegd en verdampt is.
• Controleer de bandenspanning (zie pagina
32). Een onjuiste luchtdruk in de banden zal
het rijgedrag, het maken van sporen en de
maaihoogte negatief beïnvloeden.
• Controleer de banden op beschadigingen of
scheurtjes.
• Controleer de aandrijfriem van de
hydrostatische pomp op beschadigingen of
scheurtjes.
• Controleer de aandrijfriem van de messen op
het maaidek op beschadigingen of scheurtjes.
• Controleer het niveau van het maaidek.
• Controleer dat de messen scherp en goed
gemonteerd zijn. De snijkant moet altijd in
de draairichting van de messen gemonteerd
zijn (rechtsom van bovenaf bekeken).
• Pas de maaihoogte eventueel aan.
• Controleer of de parkeerrem goed werkt (zie
"aanpassen van de parkeerrem op pagina
39).
• Verwijder vuil en gras van de machine..
• Test het veiligheidssysteem, zie onderstaande
tabel. Voor deze test uit in een leeg en open
terrein en houdt toeschouwers weg. Als er
een probleem optreedt tijdens een van de
procedures, gebruik dan NIET de machine
en neem contact op met uw Grasshopper
dealer
20
GEVAAR
Advertenties
Inhoudsopgave
