2.
Sluit de ethernetkabel aan op de ethernetpoort.
3.
Sluit het andere uiteinde van de kabel op het netwerk aan, bijvoorbeeld op een hub.
4.
Plaats de klep over de kabelaansluiting.
• Voor meer informatie over instellingen voor netwerkprinters, zie Pag.73 "Het apparaat
configureren".
• Voor meer informatie over de installatie van printerstuurprogramma's voor een netwerkverbinding,
raadpleegt u de instructies die zijn meegeleverd op de cd-rom met het stuurprogramma.
Interpretatie van de LED-indicatielampjes
1. Geel: knippert als 100BASE-TX of 10BASE-T wordt gebruikt.
2. Groen: brandt als het apparaat correct op het netwerk is aangesloten.
CES093
CES094
1
2
CES095
Het apparaat aansluiten
69