6. De faxfunctie gebruiken
Item
Faxnummer
E-mailadres
• Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " ", "-" en
spatie.
• Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de
cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder de
instellingen voor het versturen van faxen.
• Om toondiensten op een kiestoonlijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. "Met
schakelt u tijdelijk van puls naar kiestoon.
• Zie voor meer informatie over [Pauzetijd] Pag.276 "Instellingen voor het versturen van faxen".
• Zie voor meer informatie over [PBX-toegangsnummer] Pag.309 "Beheerdersinstellingen".
• Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag.319 "Web Image Monitor gebruiken"
Faxbestemmingen wijzigen
In dit onderdeel wordt beschreven hoe u informatie van geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen.
1.
Open de webbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te
vullen.
2.
Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Verkorte faxkiesnummer-bestemming].
Als u de verkorte kiesbestemming wijzigt, ga dan verder met stap 4.
3.
Klik op [Verkorte faxkiesnummer-bestemming].
4.
Selecteer de gebruiker die u wilt wijzigen en klik vervolgens op [Wijzigen].
5.
Wijzig de instellingen indien nodig.
6.
Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in.
7.
Klik op [Toepassen].
216
Instelling
Faxnummer van de bestemming. Kan tot 40 tekens
bevatten.
Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is
Optioneel
aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe
lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-
toegangsnummer] voor het faxnummer.
E-mailadres van de bestemming van de internetfax.
Optioneel
Kan tot 64 tekens bevatten.
Beschrijving
"