Basisfuncties
Verbinding maken met een Wi-Fi-netwerk
Sluit het apparaat aan op een Wi-Fi-netwerk om internet te gebruiken of mediabestanden te delen
met andere apparaten. (p. 82)
Wi-Fi in- en uitschakelen
Open het meldingenvenster en tik op Wi-Fi om het in of uit te schakelen.
Schakel Wi-Fi uit om de batterij te sparen wanneer u deze functie niet gebruikt.
Verbinding maken met Wi-Fi-netwerken
Tik op het scherm Applicaties op Instellingen → Wi-Fi en sleep de schakelaar Wi-Fi naar rechts.
Selecteer een netwerk in de lijst met gedetecteerde Wi-Fi-netwerken, geef een wachtwoord in als dit
nodig is en tik op Verbinden. Netwerken waarvoor een wachtwoord is vereist, worden weergegeven
met een slotpictogram. Nadat het apparaat verbinding heeft gemaakt met een Wi-Fi-netwerk, maakt
het apparaat automatisch verbinding met dit netwerk wanneer het beschikbaar is.
Wi-Fi-netwerken toevoegen
Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven in de lijst met netwerken, tikt u op Wi-Fi-
netwerk toevoegen onder aan de lijst met netwerken. Geef de netwerknaam in bij Netwerk-SSID,
selecteer het beveiligingstype, geef het wachtwoord in als het geen open netwerk is en tik op
Opslaan.
Wi-Fi-netwerken verwijderen
Eerder gebruikte netwerken, inclusief het huidige netwerk, kunnen worden verwijderd zodat het
apparaat niet automatisch verbinding maakt met het netwerk. Selecteer het netwerk in de lijst met
netwerken en tik op Vergeten.
32