Inhoudsopgave
Advertenties
Zowel de controller als het display moeten een corresponderend adres hebben, zodat de koelers met
elkaar kunnen communiceren. Zodra het pLAN is geconfigureerd, kunnen de rotatie en/of de voorkeuren
voor externe communicatie worden ingesteld. Als een van de koelers in het pLAN is uitgeschakeld of in de
alarmstand staat, blijven de overgebleven koelers in het pLAN werken. De koeler met adres 1 wordt de
'master' en de overige koelers fungeren als 'slave'. Ook als de master-koeler uitvalt, blijven de overige
koelers werken met de laatste bekende instelwaarden.
4. Het BMS-netwerk configureren
Voor externe communicatie is de unit standaard uitgerust met een seriële RS485-BMS-module. Zie voor
het configureren van de BMS-module de softwarehandleiding bij 3.5 – BMS-CONFIGURATIE EN
AANSLUITREGELS. Zie de elektrische tekening voor de details van de fysieke aansluitingen tussen units.
Beide uiteinden van de RS485-bus moeten worden afgesloten met een weerstand van 120 Ω.
Via parameter UC00 kunt u BMS 1 configureren. Bij de standaard (seriële) communicatie geeft de unit
MODBUS SLAVE 485 weer.
Bij gebruik van de optionele pCOWeb-communicatiekaart geeft de unit PCOWEB / PCONET weer. De
verdere pCOWeb-configuratie kan plaatsvinden via een rechtstreekse verbinding met de koeler door
middel van een RJ45-kruiskabel.
BMS2 is niet beschikbaar en dus niet relevant voor Nexpand-koelers.
In de onderstaande afbeelding ziet u een voorbeeld van de aansluitterminal voor alle aansluitingen van
een klant. Zie het elektrische schema voor de precieze toewijzing van elke aansluiting aan een functie.
5. De unit opstarten
7
Hoofdschakela
ar
pCOWeb-optie
(webserver /
SNMP / Bacnet /
Modbus TCP/IP)
Digitale ingang
Digitale uitgangen
Op afstand AAN/UIT
Unitstatus
pLAN-aansluitingen
BMS-aansluitingen
Advertenties
Inhoudsopgave
