In afbeelding „Afb. Config-5" zijn de actuele instellingen van de windfunctie uitgebeeld.
De volgende wind instellingen kunnen gewijzigd worden:
• „Wind inkomvertraging"
• „Windalarm met code-1, 2 en 3"
• „Winddrempel van code-1, 2 en 3"
Met de toetsen
en
naar de actuele instellingen navigeren.
De waarden voor de inkomvertraging en winddrempel worden met de toetsen
en
als (-) en (+) toetsen ingesteld.
De functie „C1,C2,C3" kan met de „OK-toets" gewijzigd worden.
Staat de cursor op de onderste instelling, kan men door het bedienen van toets
naar
het volgende configuratiescherm voor de windinstellingen afb. Config-6 navigeren.
De windfuncties met code-4, code-5 en code-6 kunnen geactiveerd worden om elke gevel
een afzonderlijk winddrempel toe te wijzen.
Afb. Config-6.
De volgende instellingen kunnen hier dus gewijzigd worden:
• „Windalarm met code-4" en bijbehorend winddrempel-wind-4"
• „Windalarm met code-5" en bijbehorend winddrempel-wind-5"
• „Windalarm met code-6" en bijbehorend winddrempel-wind-6"
De instellingen kunnen, zoals hierboven beschreven, gewijzigd worden.
Om de wijzigingen in afb.config-5 en afb.config-6 naar de SW3D te zenden, dient de
middelste toets
bediend te worden. Nadat de instellingen opgeslagen zijn, stuurt de
SW3D een bevestiging naar de handzender.
Na ontvangst van deze bevestiging wisselt het display naar afb. config-2, waar meer
configuraties voor andere functies kunnen worden uitgevoerd.
De huidige bewerking kan indien gewenst beëindigd worden door op de
linker toets
te drukken. Het display wisselt naar afb. config-2.
De windfunctie word als „niet actief" aangegeven.
9