Afpompprocedure
Afpompen wordt uitgevoerd als er een verdamper wordt vervangen of als de eenheid naar een andere locatie wordt verplaatst.
1. Verwijder de dop van de lagedrukzijde.
2. Draai de klep aan de lagedrukzijde met de wijzers van de klok mee om deze te
sluiten en sluit een drukmeter aan (lagedrukzijde) op de onderhoudsklep, en
open de klep weer.
3. Stel de unit in op de testmodus voor koelen door op de toets K2 te drukken
(controleer of de compressor werkt.)
4. Draai de klep aan de hogedrukzijde rechtsom om deze te sluiten.
5. Als de drukmeter "0" aangeeft, draai dan de klep aan de lagedrukzijde rechtsom
om deze te sluiten.
6. Stop de bediening van de airconditioner door op toets K3 te drukken.
7. Sluit de doppen van elke klep.
De airconditioner verplaatsen
• R aadpleeg deze procedure als de unit naar een andere locatie wordt verplaatst.
• V oer de afpompprocedure uit (raadpleeg de details van ' afpompen').
• N eem de voedingskabel uit het stopcontact.
• K oppel de assemblagekabel los bij de binnen- en buitenunits.
• V erwijder de flensmoer waarmee de binnenunit en leiding aan elkaar zijn gekoppeld.
• S luit nu de leiding van de binnenunit en de andere leiding af met een dop of stopper van vinyl om te voorkomen dat er
materiaal naar binnen komt .
• K oppel de leiding los die aan de buitenunit is gekoppeld. Sluit nu de klep van de buitenunit en de andere leiding af met een
dop of stopper van vinyl om te voorkomen dat er materiaal naar binnen komt .
• Z org er voor dat u de verbindingsleidingen in het midden niet buigt en bewaar de leidingen samen met de kabels.
• V ervoer de binnen- en buitenunits naar de nieuwe locatie.
• V erwijder de bevestigingsplaat voor de binnenunit en vervoer deze naar de nieuwe locatie.
De juiste aarding controleren
Als het voedingscircuit niet is geaard of de aarding niet aan de specificaties voldoet, moet er een aardelektrode worden
geplaatst. De bijbehorende accessoires worden niet bij de airconditioner geleverd.
1. Selecteer een aardelektrode die voldoet aan de specificaties in de illustratie.
2. Sluit de flexibele slang aan op de poort voor de flexibele slang.
Bij voorkeur in vochtige, harde grond in plaats van los zand of gravel met een
hogere aardverspreidingsweerstand .
Uit de buurt van ondergrondse leidingen of faciliteiten, zoals gasleidingen,
waterleidingen, telefoonkabels en ondergrondse kabels .
Minimaal twee meter uit de buurt van de aardelektrode en kabel van een
bliksemafleider .
• D e aardleiding van de telefoon kan niet worden gebruikt om de
airconditioner te aarden .
3. Wikkel isolatietape om de rest van de leidingen die naar de buitenunit lopen.
32
B (vloeistof)
Koolstof
Stalen kern
plastic
Terminal M4
Met PVC geïsoleerd groen/
geel draad
50 cm
30 cm
A (gas)
Naar
aardschroef