Gebruikersdocumentatie
Aanhangwagen types BL, C, D, E, G, H en AL
3.2.3
VOOR HET WEGRIJDEN
• Draai het steunwiel omhoog en zet het vast. Het steunwiel moet altijd parallel aan de
rijrichting staan. (steunwiel mag remstang niet hinderen)
• Controleer de koppeling. Het koppelingshuis moet de kogel helemaal en geborgd
omsluiten. Let op de juiste positie »±« (zie figuur 2)
• Bevestig de losbreekkabel aan het trekkende voertuig. (zie figuur 7)
Losbreekkabel
Figuur 7
• Stekker verlichting insteken
• Controleer de bandenspanning. (zie bladz. 32)
• Controleer op gelijkmatige verdeling en zekering van de lading.
• Controleer de verlichting: richting-aanwijzers, achterlichten, remlichten.
(De verlichting mag nooit afgeschermd worden door de lading)
• Controleer voor het wegrijden dat eventuele wielblokkering verwijdert is en bij een
geremde aanhangwagen opletten dat de handrem niet meer in werking is gesteld.
• Controleer of bovenbak aan onderchassis is vergrendeld (alleen bij type G, H en AL).
• Controleer of alle borgpennen aangebracht en geborgd zijn (alleen bij type E).
• Controleer of eventuele steunpoten in hoogste stand gezekerd zijn, en zonodig 90°
kantelen zodat steunpoten parallel aan het chassis geplaatst worden. (zie figuur 6)
De aanhanger is voorzien van een terugrijautomaat. Om teruguit te rijden hoeft de
oplooprem niet vergrendeld te worden.
Wagenbouw HAPERT
22