Inhoudsopgave
Advertenties
17 Inbedrijfstelling
Zodra het proefdraaien van de SV-unit voltooid is ([2-3] veranderd in
"0"), keert instelling [2-10] automatisch terug de standaardwaarde
"0".
(a)
[2-10]
Output extern alarm geforceerd UIT
0 (standaard)
1
(a)
Stel ALLEEN in op de UITERST LINKSE hoofdprintplaat (A1P)
van de SV-unit.
16.1.9
Stand 2: standaard lokale instellingen
In de tabel hieronder ziet u de standaard lokale instellingen voor
A1P en A2P (A2P alleen voor SV6A en SV8A).
In het geval van verkeerde lokale instellingen tijdens het
configuratieproces, wordt aanbevolen om terug te keren naar de
standaard lokale instellingen en vervolgens de configuratie opnieuw
te starten.
Lokale
Beschrijving
instelling
[2-0]
SV-unitclustering
[2-1]
Nummer SV-unitcluster
[2-2]
Configuratie SV-unitcluster
[2-3]
Koelmiddellek simuleren
[2-4]
Veiligheidsmaatregelen SV-unit
[2-6]
Voltooiing van controle
inbedrijfstelling
[2-7]
Veiligheidsmaatregel geventileerde
omkasting
[2-8]
Adreswaarde voor SV-unit voor
supervisor afstandsbediening
[2-9]
Adreswaarde voor SV-unit voor
afhandelen van storingen
[2-10]
Output extern alarm tijdens
proefdraaien SV-unit
17
Inbedrijfstelling
VOORZICHTIG
Zie
"2
Specifieke
installateur" [ 4 4] om te controleren of de inbedrijfstelling
voldoet aan alle veiligheidsvoorschriften.
OPMERKING
Algemene
checklist
instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een
algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het
Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
De algemene checklist voor de inbedrijfstelling vormt een
aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden
gebruikt
als
richtlijn
rapporteringssjabloon
overhandiging aan de gebruiker.
17.1
Controlelijst voor de
inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
42
Deactiveren
Activeren
Waarde
A1P
A2P
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
1
1
0
0
0
0
0
0
0
veiligheidsinstructies
voor
inbedrijfstelling.
Naast
en
als
basis
voor
tijdens
inbedrijfstelling
en
U hebt de volledige instructies voor installatie en gebruik
gelezen,
zoals
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
De SV-unit is correct gemonteerd.
De lokale bedrading is uitgevoerd volgens de in dit
document beschreven instructies, het bedradingsschema
en de geldende wetgeving.
De afvoerleiding is goed geïnstalleerd en geïsoleerd, en
het afvoerwater goed kan wegstromen. Controleer op
waterlekken.
Mogelijk gevolg: er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
Het systeem is correct geaard en de aardingsklemmen
zijn vastgedraaid.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn
overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET
overbrugd.
De voedingsspanning stemt overeen met de spanning
op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast.
Als er geen veiligheidsmaatregelen vereist zijn, moeten
de volgende maatregelen correct zijn toegepast:
▪ Geen veiligheidsmaatregelen aangebracht.
▪ De juiste lokale instellingen zijn uitgevoerd.
Als een extern alarm vereist is, moeten de volgende
veiligheidsmaatregelen correct zijn toegepast:
▪ Het extern alarm is aangesloten en staat onder
spanning.
▪ De juiste lokale instellingen zijn uitgevoerd.
Als
natuurlijke
veiligheidsmaatregel,
veiligheidsmaatregelen correct toegepast:
▪ Scheiding tussen kamers voor natuurlijke ventilatie
voldoet aan de vereisten.
▪ De juiste lokale instellingen zijn uitgevoerd.
Als een geventileerde omkasting vereist is, moeten de
de
volgende veiligheidsmaatregelen correct zijn toegepast:
▪ Het kanaal is goed geïnstalleerd en geïsoleerd.
▪ De afvoerventilator is aangesloten en staat onder
spanning.
de
▪ De luchtinlaat (instelklep) is niet geblokkeerd.
▪ De juiste lokale instellingen zijn uitgevoerd.
Volg ook de controlelijst van de buitenunit. Zie de bij de
buitenunit
gebruiksaanwijzing.
de
bij
17.2
Proefdraaien van SV-unit
17.2.1
Over proefdraaien van de SV-unit
Het proefdraaien van de SV-unit moet worden uitgevoerd op alle SV-
units in het systeem, en dit voorafgaand aan het proefdraaien van de
buitenunit. Het proefdraaien van de SV-unit moet bevestigen dat de
vereiste veiligheidsmaatregelen correct zijn geïnstalleerd. Zelfs
wanneer er geen veiligheidsmaatregelen zijn vereist, moet dit
proefdraaien van de SV-unit worden uitgevoerd en het resultaat
bevestigd omdat bij het proefdraaien van de buitenunit deze
bevestiging voor alle SV-units in het systeem wordt gecontroleerd.
beschreven
in
de
uitgebreide
ventilatie
vereist
zijn
de
geleverde
montagehandleiding
SV1A25AJV1B+SV4~8A14AJV1B
VRV 5 veiligheidsklepunit
4P709466-1 – 2023.09
is
als
volgende
en
Advertenties
Inhoudsopgave
