Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Buis Voor Afvoer Van Rookgassen En Ventilatie Van De Lokalen; Ventilatie Via Aangrenzende Lokalen; Afzonderlijke Of Vertakte Ventilatiebuizen - THERMOROSSI PIDRA 14 Handleiding Voor Installatie, Gebruik En Onderhoud

Inhoudsopgave

Advertenties

9 – BUIS VOOR AFVOER VAN ROOKGASSEN EN VENTILATIE VAN DE LOKALEN
9.1 VOORWOORD
Wegens frequente ongevallen veroorzaakt door de slechte werking van rookkanalen in woningen, hebben we de
volgende paragraaf opgesteld, bedoeld om de taak van de installateur voor de controle van alle onderdelen voor het
afvoeren van rookgassen die bij de verbranding ontstaan te vergemakkelijken.
De afvoer van rookgassen moet voorzien worden in naleving van de norm UNI7129/92, UNI 10683 en EN14785 in
overeenstemming met de referentiewaarden opgelegd door de norm. Meer bepaald moet de afvoer
in overeenstemming zijn met de brandpreventienormen.
Onderstaande aanwijzingen moeten strikt worden gevolgd: als zij niet worden nageleefd, kan dit ernstige
schade veroorzaken aan het product, aan de installatie, aan voorwerpen en aan personen die de generator
gebruiken.
9.2 VENTILATIE VAN DE LOKALEN
AANDACHT: de aanwezigheid van extractieventilatoren of andere apparaten die in dezelfde omgeving of ruimte
werken waar het product geïnstalleerd is, kan werkingsproblemen voor het product veroorzaken.
AANDACHT: de verluchtingsopeningen en de luchtinlaten van het toestel mogen niet worden afgedicht.
Het is absoluut noodzakelijk dat er in het lokaal waar het toestel is geïnstalleerd een goede luchtkwaliteit kan worden aangevoerd,
om voor de generator lucht voor de verbranding en voor de ventilatie van het lokaal te garanderen. De natuurlijke aanvoer van lucht
moet rechtstreeks via permanente openingen plaatsvinden, die in de buitenmuren zijn gemaakt, ofwel via afzonderlijke of collectieve
ventilatiebuizen (paragraaf 9.2.1).
De ventilatielucht moet buiten worden afgenomen, in een omgeving waar er geen bronnen van vervuiling aanwezig zijn. De openingen
in de muren moeten aan de volgende voorschriften voldoen:
• een vrije doorsnede voor doorgang van minstens 6 cm² hebben voor elke kW geïnstalleerd thermisch vermogen, met een minimale
limiet van 100 cm²;
• uitgevoerd zijn zodat de openingsmonden, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant van de muur, niet kunnen
worden afgedicht;
• beschermd zijn met roosters of gelijkaardige systemen, maar op een manier zodat voornoemde doorsnede van de opening niet
wordt verminderd;
• op een hoogte zitten dicht bij het vloerniveau en dusdanig dat zij geen hinder veroorzaken voor de correcte werking voor de afvoer
van de verbrandingsproducten; waar dit niet mogelijk is, moet men de doorsnede van de ventilatieopeningen met minstens
50% vergroten.

9.2.1 VENTILATIE VIA AANGRENZENDE LOKALEN

De toevoer van lucht kan ook worden verkregen via een aangrenzend lokaal, mits:
• het aangrenzende lokaal uitgerust is met rechtstreekse ventilatie, die conform is (zie vorige paragrafen);
• er in het lokaal dat geventileerd moet worden alleen toestellen geïnstalleerd zijn die op afvoerbuizen zijn aangesloten;
• het aangrenzende lokaal niet ingericht is als slaapkamer of geen gemeenschappelijk deel van het gebouw is;
• het aangrenzende lokaal geen omgeving is waar brandgevaar bestaat, zoals een schuur, een garage, een magazijn waar brandbare
materialen staan, enz.;
• het aangrenzende lokaal niet in onderdruk staat ten opzichte van het lokaal dat geventileerd moet worden wegens het effect van
terugtrek (terugtrek of omgekeerde trek kan worden veroorzaakt omdat er in het lokaal een ander toestel aanwezig is dat met om het
even welk type brandstof werkt, ofwel een open haard, of een zuigsysteem, waarvoor er geen luchtinlaat is voorzien)
• de luchtstroom vanuit het aangrenzende lokaal naar de ruimte die geventileerd moet worden vrij kan plaatsvinden via permanente
openingen, met een doorsnede die in zijn geheel niet kleiner is dan de doorsnede aangegeven in de vorige paragrafen.
Deze openingen kunnen ook worden verkregen door de spleet tussen de deur en de vloer te

9.2.2 AFZONDERLIJKE OF VERTAKTE VENTILATIEBUIZEN

In geval de verbrandingslucht wordt aangevoerd via buizen, moet de beschikbare trek, geproduceerd door het geïnstalleerde toestel
dat men gebruikt en door het bijhorende systeem voor evacuatie van de verbrandingsproducten, groter zijn dan de som van de
weerstanden geboden door de buizen (wrijvingsweerstand, weerstand wegens eventuele verandering van richting, vernauwingen,
enz.).
De afzonderlijke ventilatieleidingen kunnen een horizontale en verticale loop hebben: de trajecten met horizontale loop moeten
trouwens een lengte hebben die tot het minimum beperkt moet zijn.
De koppelingen tussen trajecten met een andere loop moeten uitgevoerd worden zonder de diameter te verminderen en zonder
scherpe hoeken.
De hoek voor koppeling tussen de assen van twee opeenvolgende stukken buis mag niet minder dan 90° zijn.
In geval de verbrandingslucht wordt aangevoerd via vertakte collectieve buizen, mag de som van de weerstanden geboden door
deze buizen (wrijvingsweerstand, weerstand wegens eventuele verandering van richting, vernauwingen, enz.) maximaal gelijk zijn
aan 10% van de beschikbare trek, geproduceerd door de verschillende geïnstalleerde toestellen die gebruikt worden op de
verschillende verdiepingen en door het bijhorende systeem voor evacuatie van de verbrandingsproducten.
De vertakte collectieve ventielatiebuizen mogen bovendien alleen een verticale loop van de opgaande stroom hebben.
De opening voor invoer in het te ventileren lokaal moet onderaan worden opgesteld, in een positie zodat er geen interferentie is met
de afvoer van de verbrandingsproducten, en moet door een rooster of iets gelijkaardigs worden beschermd.
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud
PIDRA 14
vergroten.
NL
Pag 42

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave