83279507 • 1/2015-07 • La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Buiteneenheid WWP L 11 AERS
4 Montage
4 Montage
4.1 Montagevoorschriften
Opstellingsplaats
De luchtcirculatie in het aanzuig- en uitblaasbereik moet verzekerd zijn.
▶
In streken met sterke sneeuwval moet het toestel op een verhoog opgesteld wor-
den en/ of van een sneeuwbescherming voorzien worden.
▶
Ervoor zorgen dat het aanzuigbereik niet verstopt geraakt met bladeren e.d..
Afgekoelde uitblaaslucht kan tot warmteverliezen en tot ijsvorming leiden in de aan-
grenzende verwarmde ruimtes (voetpaden, goten, enz.).
▶
Uitblaaslucht niet richting wand of op voetpaden en goten laten blazen.
In dalen en binnenhoven wordt afgekoelde lucht verzameld en wordt deze weer door
de warmtepomp aangezogen.
▶
Toestel niet in dalen en binnenhoven opstellen.
Het hoogteverschil tussen de buiteneenheid en de hydraulische eenheid mag maxi-
maal 10 m bedragen.
In gebieden met sterke wind het toestel zo opstellen dat de wind niet in de richting
van de ventilator blaast.
▶
Hoofdwindrichting controleren.
Geluid kan versterkt worden als het door de muren en wanden weerkaatst wordt. Een
opstelling in muurnissen of -hoeken is ongunstig voor de geluidsemissies.
▶
Het toestel moet bij voorkeur op een vrije vlakte opgesteld worden.
Rekening houden met plaatselijk geldende normen betreffende geluidsemissies
(zie hfst. 3.4.5). Bijvoorbeeld afstand tot slaapruimtes, terrassen, etc.
19-51