14 | Buitenbedrijfstelling/uitschakelen
4.3
Andere instellingen bij de inbedrijfstelling
Wanneer bepaalde functies niet zijn geactiveerd en modules,
bouwgroepen of bestanddelen niet zijn geïnstalleerd, worden
niet benodigde menupunten bij de verdere instelling onder-
drukt.
4.3.1 Belangrijke instellingen voor de verwarming
De instellingen in het menu verwarming moeten bij de inbedrijf-
stelling in ieder geval worden gecontroleerd en eventueel wor-
den aangepast. Alleen zo wordt de goede werking van de
verwarming gewaarborgd. Het is zinvol de getoonde instellin-
gen te controleren.
▶ Controleer de instellingen in het menu installatiegegevens
( hoofdstuk 6.1.1, pagina 15).
▶ Instellingen in het menu ketelgegevens controleren
( hoofdstuk 6.1.2, pagina 16).
▶ Instellingen in het menu cv-circuit 1 ... 8 controleren
( hoofdstuk 6.1.3, pagina 18).
4.3.2 Belangrijke instellingen voor het warmwatersy-
steem
De instellingen in het menu warmwater moeten bij de inbedrijf-
stelling in ieder geval worden gecontroleerd en eventueel wor-
den aangepast. Alleen zo wordt de goede werking van de
warmwaterbereiding gewaarborgd.
▶ Instellingen in het menu warmwatersysteem I ... II controle-
ren ( hoofdstuk 6.2, pagina 25).
Als er een verswatersysteem geïnstalleerd is:
▶ Bijkomende instellingen in het menu warmwatersysteem I
controleren ( technische documentatie van de solarmo-
dule en het verswaterstation/woningstation).
4.3.3 Belangrijke instellingen voor de solarinstallatie
Deze instellingen zijn alleen beschikbaar, wanneer de solarin-
stallatie overeenkomstig is opgebouwd en geconfigureerd.
Meer details vindt u in de technische documentatie solarmodu-
le.
▶ Instellingen in het menu solar controleren
( hoofdstuk 6.3, pagina 28 en technische documentatie
van de solarmodule).
4.3.4 Belangrijke instelling voor andere systemen of toe-
stellen
Wanneer er in de installatie bepaalde andere systemen of toe-
stellen geïnstalleerd zijn, zijn er bijkomende menupunten be-
schikbaar. De volgende systemen en apparaten zijn mogelijk:
•
Hybride systeem
•
Cascades
•
Brandstofcel
6720871942 (2017/05)
Neem de desbetreffende technische documentatie van het sy-
steem of het toestel en hoofdstuk 6.4, pagina 28 in acht om de
goede werking te garanderen.
4.4
Functietesten uitvoeren
Benader de functietesten via het diagnosemenu. De ter be-
schikking staande menupunten zijn sterk afhankelijk van de ge-
enstalleerde installatie. U kunt bijvoorbeeld onder dit menu
testen: Brander: Aan/Uit ( hfdst. 6.5.1, pagina 28).
4.5
Controleren monitorwaarden
Bekijk de monitorwaarden via het menu Diagnose (nadere in-
formatie hoofdstuk 6.5.2, pagina 29, menustructuur
hoofdstuk 9, pagina 35).
4.6
Overdracht van de installatie
▶ Waarborg, dat op de warmteproducent geen begrenzing
van de temperaturen voor verwarming en warm water is in-
gesteld. Alleen dan kan de bedieningseenheid C 400/
C 800 de warmwater- en aanvoertemperatuur regelen.
▶ Geef de contactgegevens van de installateur in het menu
Diagnose > Onderhoud > Contactadres in, bijv. bedrijfs-
naam, telefoonnummer en adres of e-mailadres ( hfdst.
"Contactadres", pagina 31).
▶ Leg de klant de werking en de bediening van de bedienings-
eenheid en de toebehoren uit.
▶ Informeer de klant over de gekozen instellingen.
Wij adviseren, deze installatiehandleiding aan de klant te over-
handigen.
5
Buitenbedrijfstelling/uitschakelen
De bedieningseenheid wordt via de BUS-verbinding van stroom
voorzien en blijft continu ingeschakeld. De installatie wordt al-
leen bijvoorbeeld bij onderhoudswerkzaamheden uitgescha-
keld.
▶ Schakel de gehele installatie en alle BUS-deelnemers span-
ningsloos.
Na langere stroomuitval of uitschakelen moeten eventueel de
datum en de tijd weer opnieuw worden ingesteld. Alle andere
instellingen blijven permanent behouden.
CR 400 | CW 400 | CW 800