Elektrische installatie
Stop
Start
Line Power
Speed
Control
Afbeelding 4.3 Voorbeeld van correcte elektrische installatie
met behulp van leiding
LET OP
EMC-STORINGEN
Gebruik afgeschermde kabels voor motor en stuurkabels
en afzonderlijke kabels voor netvoeding, motorkabels en
stuurkabels. Als voedings-, motor- en stuurkabels niet
van elkaar worden gescheiden, kan dit resulteren in een
onbedoelde werking of verminderde prestaties. De
afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet
minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
4.5 Toegang
Alle klemmen naar de stuurkabels bevinden zich onder het
LCP in de frequentieregelaar. Ze zijn toegankelijk door de
deur te openen (E1h en E2h) of het frontpaneel te
verwijderen (E3h en E4h).
MG21A410
Bedieningshandleiding
4.6 Motoraansluiting
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning van de uitgangskabels van
motoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de conden-
satoren van de apparatuur opladen, ook wanneer de
apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout).
Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden
houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan
dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
•
•
•
•
Procedure
1.
2.
Motor
3.
4.
5.
Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten
aanzien van kabelgroottes op. Zie
hoofdstuk 8.1 Elektrische gegevens voor de
maximale draaddiktes.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-
brikant op.
Onder aan eenheden van het type IP 21 (NEMA
1/12) en hoger zijn uitbreekpoorten of toegangs-
panelen aangebracht voor het aansluiten van de
motorkabels.
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat
(voor bijv. Dahlandermotor of sleepringmotor)
aan tussen de frequentieregelaar en de motor.
Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om
een mechanische bevestiging en elektrisch
contact tussen de kabelafscherming en aarde te
verkrijgen.
Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde
aardklem volgens de aardingsinstructies in
hoofdstuk 4.3 Aarding; zie Afbeelding 4.4.
Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U),
97 (V) en 98 (W); zie Afbeelding 4.4.
Haal de klemmen aan volgens de informatie in
hoofdstuk 8.8 Aanhaalmomenten voor aanslui-
tingen.
4
4
15