7.4 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING! Gevaar door elektrische
schokken!
De elektrische aansluiting moet conform de gel-
dende plaatselijke voorschriften (bijv. VDE-
voorschriften) worden uitgevoerd door een
elektrotechnicus die erkend is door het plaatse-
lijke energiebedrijf.
Wij adviseren een lekstroom-veiligheidsscha-
kelaar (FI-schakelaar).
Voer de net- en sensorkabel via de desbetref-
fende doorvoeringen op de basishouders van de
installatie eruit (linkergedeelte van de onder-
kant).
7.4.1 Aansluiting niveausensor
De niveausensor en aparte aansluitsteker worden
afzonderlijk geleverd. Het schakeltoestel hoeft
voor de aansluiting niet geopend te worden.
WAARSCHUWING! Beschadiging van de niveau-
sensor door te hoge waterdekking.
De niveausensor heeft een meetbereik van 0 tot
5 m Ws (0 tot 5 meter waterkolom). Door een
grotere waterdekking kan de niveausensor
beschadigd raken.
• Gebruik de niveausensor tot een maximale
waterkolom van 5 meter.
• Bevestig de niveausensor in de opvangbak vol-
gens Fig. 3, pos. 2. Bevestig de niveausensor ten
minste 100 mm boven het voetventiel vrij
beweegbaar aan de aansluitleiding, opdat er bij
het minimumniveau van de opvangbak geen lucht
kan worden aangezogen. De bevestigingswijze is
hierbij afhankelijk van de uitvoering van de
opvangbak.
• Leg de aansluitleiding naar de opvangbak in een
doorvoermantel. De aansluitleiding mag niet
klemmen. Voorkom knikken en knopen.
• Voer de aansluitleiding naar de installatie. Let op
voldoende scheidingsafstand als de signaalkabel
en aansluitleiding parallel gelegd worden.
AANWIJZING: het schakeltoestel wordt via een
Quickon-draadaansluiting verbonden.
• Verbind de aansluitsteker (Fig. 5, pos. 1-4) met de
aansluitleiding en schroef deze vast aan de aan-
sluiting van de niveausensor (Fig. 5, pos. 5).
AANWIJZING: de aansluitleiding van de niveau-
sensor kan ter plaatse verlengd worden. De lengte
van de aansluitleiding mag echter niet langer zijn
dan 40 m. Gebruik voor de verlenging een leiding die
aan de plaatselijke omstandigheden aangepast is
(evt. aardkabel, kabeldoorsnede min. 2x0,5 mm²).
De slang in de aansluitleiding van de niveausensor
dient voor de meting van de actuele luchtdruk en
moet daarom altijd in contact zijn met de lucht. De
verlenging naar het schakeltoestel is niet vereist.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften RainSystem AF Comfort
7.4.2 Netaansluiting
De netaansluiting vindt plaats via een geaarde
contactdoos.
• Zorg ervoor dat de stroomsoort en spanning van
de netaansluiting overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje.
• Zekering aan de netzijde: 10 resp. 16 A, traag.
• Aard de pomp volgens de voorschriften. Aardaan-
sluiting, zie Fig. 6, pos. 6.
• Een extra mogelijkheid voor de aarding (Fig. 6,
pos. 6) bevindt zich op de motor van de pomp
(PE-markering).
• Zorg ervoor dat de netstekker van het apparaat
(Fig. 6, pos. 4) altijd toegankelijk is.
8 Inbedrijfname
Wij adviseren om de inbedrijfname van de installa-
tie door de WILO-klantendienst te laten uitvoe-
ren. Neem hiervoor contact op met de dealer, een
WILO-vestiging of direct met de centrale WILO-
klantendienst.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van de
pomp!
De mechanische afdichting kan door droogloop
van de pomp beschadigd raken.
• Voordat de complete installatie in bedrijf
gesteld wordt, dient de pomp ontlucht en
gevuld te worden.
• Voor de inbedrijfname dient de vlotterkraan in
de buffertank gecontroleerd te worden!
Pomp ontluchten en vullen Fig. 7
• Draai de bovenste vul-/ontluchtingsschroef los.
• Vul de pomp met behulp van een trechter via de
vulopening met water.
• Sluit de vul-/ontluchtingsschroef weer.
Werking van de vlotterkraan in de buffertank
voor drinkwater controleren
• Zorg ervoor dat de vlotter vrij hangt en niet kantelt
en dat de vlotterkraan volledig in de geleiding zit.
Vlotterkraan in de buffertank voor drinkwater
instellen
• AANWIJZING: de vlotterkraan in de buffertank
voor drinkwater moet zo worden ingesteld dat
deze ca. 3 tot 5 cm onder de overloop dichtgaat.
• Maak de bevestigingsklemmen boven het drijf-
lichaam los om de positie van de vlotter te kunnen
wijzigen.
• Stel de positie van het drijflichaam in door het ver-
ticaal te verschuiven.
• Maak de bevestigingsklemmen weer vast als het
aangegeven sluitniveau goed ingesteld is.
Nederlands
61