De doorsnede van de kanalen varieert per model kast:
ODA
125
SUP
125
ETA
125
EHA
125
ETB
125
4.2. Condensaatafvoeraansluitingen
Alle condensaatafvoeraansluitingen moeten van correcte watersloten worden voorzien. Foutieve
watersloten kunnen leiden tot overstroming binnen de eenheid en bijgevolg ook overstroming in de
onmiddellijke omgeving. Vul het waterslot met water vooraleer u de eenheid opstart.
Alle condensafvoerleidingen moeten worden geïsoleerd wanneer zij doorheen ruimtes lopen waar
schade van condensatiedruppels kan optreden. Als de eenheid in onverwarmde ruimten geïnstalleerd
wordt, moet de condensatieafvoerpijp van warmte-isolatie worden voorzien en worden verwarmd met
verwarmingskabel.
Afvoerschema van verticale eenheid
aanzicht 1
10a Afbeelding
Het bochtstuk van de sifon kan worden verplaatst door dit naar rechts of naar links te draaien. De
afvoerleiding van de sifon moet zodanig worden geplaatst dat nabijgelegen secties van de unit of con-
structie-elementen niet worden beschadigd. Loopt de afvoerleiding door koude ruimten, dan moet die
worden geïsoleerd om bevriezing te voorkomen. Mogelijk is een verwarmingskabel nodig.
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
DOMEKT_ installation manual_22-06
160
160
250
160
160
250
160
160
250
160
160
250
100
125
125
Een condensaatpijp en een waterslot
D = 15
Kast
160
200
250
160
200
250
160
200
250
160
200
250
-
-
-
Afvoerschema van horizontale eenheid
aanzicht 2
160
200
250
160
200
250
-
-
-
-
-
-
-
-
-
10b Afbeelding
15