Installatie en Onderhoud
5. Werking
De UTD30 en IUTD30 zijn thermodynamische condenspotten, die
gebruik maken van een schijf om het afblazen van condensaat en
het tegenhouden van stoom te regelen. De condenspot gaat open
en dicht om condensaat dicht bij de stoomtemperatuur af te voe-
ren. Tussen het afvoeren door sluit hij stevig. Het schijfje, wat het
enige bewegende onderdeel is, beweegt omhoog en omlaag op
basis van de dynamische krachten die ontstaan door gedeeltelijke
herverdamping (flashing) van heet condensaat. Koud condensaat,
lucht en andere niet-condenseerbare gassen betreden de con-
denspot via een centrale opening. Deze laten het schijfje naar bo-
ven bewegen en worden via de uitlaat afgevoerd. De herverdam-
pingsstoom beweegt op hoge snelheid langs de onderzijde van het
schijfje en verzamelt in de controlekamer erboven. Het hierdoor
ontstane drukverschil zorgt ervoor dat het schijfje naar beneden
beweegt op de zitting waardoor de doorstroming stopt. De con-
denspot blijft gesloten tot het warmteverlies van de condenspot de
druk in de controlekamer voldoende laat dalen, waardoor de in-
laatdruk het schijfje weer naar boven laat bewegen en de cyclus
herbegint.
Een isolatiemantel voorkomt overmatig warmteverlies door invloe-
den van buitenaf (lage omgevingstemperatuur, wind, regen, ...)
6. Onderhoud
Opmerking: lees aandachtig de veiligheidsinstructies op het
einde van dit document.
Waarschuwing: De binnenste en buitenste dichtingen gebruikt
bij de installatie / het onderhoud van de UTD30 en IUTD30 op
een PC_ leiding connector bevatten dunne RVS steunringen.
Deze kunnen kwetsuren veroorzaken indien ze niet voorzich-
tig behandeld en verwijderd worden.
6.1. Algemene informatie
Alvorens onderhoud uit te voeren moet de condenspot afgesloten
worden van de toevoer- en afvoerleiding, en de druk moet genor-
maliseerd zijn tot atmosferische druk. De condenspot moet vervol-
gens afkoelen. Bij het opnieuw samenbouwen, verzeker u dat alle
contactoppervlakken proper zijn.
6.2. De condenspot vervangen
-
Gebruik altijd het juiste gereedschap en draag de nodige be-
scherming.
-
Vervang de condenspot door de twee connector schroeven
(10) los te maken en de condenspot te verwijderen.
-
De nieuwe condenspot moet tegen de connector dichting ge-
plaatst worden. Gebruik een kleine hoeveelheid antigrippeer-
pasta op de draden van de connector schroeven.
-
Span de schroeven met de hand aan, en zorgt ervoor dat het
huis van de condenspot parallel met de connector is.
-
Span de schroeven aan tot het aanbevolen aanspanmoment
(zie Tabel 1).
-
Open de afsluiters langzaam tot de normale werkomstandig-
heden bereikt zijn.
-
Controleer op lekkages.
6.3. Schijfje/zitting herstellen of vervangen
-
Verwijder de isolatiemantel (14) indien aanwezig. Schroef het
dopje (2) los met een geschikte koker of moersleutel. Gebruik
geen Stillsons of moersleutel van gelijkaardig type, gezien de-
ze verwringing van de dop kunnen veroorzaken.
-
Als de zittingen van het schijfje (3) en het huis slechts licht ver-
sleten zijn, kunnen ze opgeschoond worden door individueel te
omwikkelen op een hard oppervlak. Een 8-vormige beweging
en een kleine lap verbinding geeft het beste resultaat.
Indien de slijtage te groot is, moeten de zittingen worden afge-
slepen en vervolgens omwikkeld. Er mag niet meer dan 0,25
mm metaal verwijderd worden op deze manier. Anders moet
het schijfje (3) vernieuwd worden.
-
Bij het hermonteren wordt het schijfje (3) normaal geplaatst
met de gegroefde zijde aan de kant van de zitting. De op-
schroefdop heeft geen dichting nodig, maar een hoge tempera-
tuur antigrippeerpasta moet wel aangebracht worden op de
draden. Span aan tot het aanbevolen aanspanmoment (zie
Tabel 1).
IM-P154-02 / CMGT-BEn-06
-
Open de afsluiters langzaam tot de normale werkomstandig-
heden bereikt zijn.
-
Controleer op lekkages.
6.4. Zeef reinigen of vervangen
UTD30
-
Schroef de filterdop (6) los met een moersleutel.
-
Haal de zeef (5) eruit en reinig. Indien beschadigd, vervang
met een nieuwe.
-
Om te hermonteren, plaats de zeef (5) in de dop (6), en
schroef de dop weer op.
Opmerking: Een kleine hoeveelheid 'Molybdenum Disiphide'
vet moet aangebracht worden op de voorste draden. Wees
aandachtig dat de dichting en dichtingsoppervlakken proper
zijn. Span de dop (6) vast tot het aanbevolen aanspanmoment
(zie Tabel 1).
-
Open de afsluiters langzaam tot de normale werkomstandig-
heden bereikt zijn.
-
Controleer op lekkages.
UTD30 + geïntegreerde spuiklep
-
Indien een BDV1 of BDV2 gemonteerd zijn als spuiklep, moet
er regelmatig gespuid worden om vuil van de zeef te verwijde-
ren. De schroef van de spuiklep moet aangespannen worden
tot 22 – 25 nM. Verzeker u dat de gepaste veiligheidsvoorzor-
gen genomen worden bij het openen van de spui in de atmos-
feer. Handbescherming is aangeraden.
IUTD30
Opmerking: Indien een condensaatstuwvoeler aanwezig is, moet
de bedrading losgekoppeld worden van de terminal.
-
Verwijder de sensor adapter (6).
Opmerking: De sensor moet niet van de adapter verwijderd
worden.
- 3 / 6 -
IUTD30
SS1 sensor
Fig. 4
BDV1
Schroef spuiklep
Fig. 5 UTD30 + interne spuiklep
UTD30 / IUTD30
Zitting
UTD30