De zender in gebruik nemen
1
Losse antenne plaatsen en aansluiten
Gebruik een losse antenne om de beste overdrachtskwaliteit te realiseren. U kunt tussen
twee antennes (zie „Toebehoren" op pagina 23) kiezen:
• A 2003 UHF (passieve breedband richtantenne)
• A 1031 (passieve breedband rondstraalantenne)
Verbind de antenne en de zender met een dempingsarme 50-Ω-kabel.
Gebruik zo kort mogelijke antennekabels met weinig tussenverbindingen. Kabels en
stekkers verzwakken het gebruikssignaal.
Plaats de antennes in de ruimte waar de uitzending plaatsvindt.
Houd een minimale afstand van 1 m ten opzichte van metalen objecten aan (hiertoe
behoren ook muren van gewapend beton!).
Er kunnen meerdere zenders op dezelfde losse antenne worden aangesloten, zoals
in het volgende hoofdstuk wordt beschreven.
Meerdere zenders op een losse antenne aansluiten
Om multikanaalinstallaties op te bouwen, moet een Antenna Combiner AC 3200 (als optie
verkrijgbare toebehoren) worden gebruikt. Daarmee is het mogelijk om tot max. 8 zenders
met slechts een antenne en vrijwel zonder intermodulatie te bedienen.
Sluit de Antenna Combiner AC 3200 op de BNC-bus
Staafantenne op de achterkant aansluiten
De meegeleverde staafantennes
Sluit de staafantenne
Montage van de antennes aan de voorkant
Om bij rack-inbouw de antenneaansluitingen aan de voorkant van het rack naar buiten te
laten komen, heeft u de frontmontageset GA 3030 AM nodig (optionele toebehoren),
bestaande uit:
• 2 BNC-verlengkabels met elk een inschroefbare BNC-bus
• 2 houders
,
• 4 bouten,
• 2 sluitringen
,
• 2 moeren
.
zijn geschikt voor een eerste eenvoudige inbedrijfstelling.
op de BNC-bus
aan.
aan.
en een BNC-stekker
,
9