Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Pid-Setpoint Van De Ventilatordruk; Gebruik - PLYMOVENT SCS-DILUTER PRO Installatie- En Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

5.3
VFD (frequentieregelaar)
De VFD is geïntegreerd in het Panel. De ventilatorsnelheid
wordt geregeld door de systeemdruk. Om het systeem
optimaal te laten functioneren, moet u het debiet in de buis,
dat nodig is om de juiste worp en luchtcirculatie te realiseren,
weten of bepalen.
Om het debiet constant te houden - onafhankelijk van het
(toenemende) drukverlies als gevolg van het vuil worden van
de filterpatronen - moet de benodigde systeemdruk in de HMI
worden geprogrammeerd. Deze systeemdruk is het 'PID-
setpoint', die de benodigde ventilatorsnelheid (Hz)
dienovereenkomstig regelt.
Onderstaande tabel geeft de worp aan, gerelateerd aan het
debiet en de ventilatorsnelheid
Worp
Debiet/
nozzle
20 m
1000 m³/h
40 m
1500 m³/h
Zie voor gedetailleerde informatie Fig. VIII op pagina 26.
Fig. IX geeft de horizontale worp per nozzle aan.
5.3.1

PID-setpoint van de ventilatordruk

Om het PID-setpoint te bepalen en in te stellen:
Ga naar het menu instelmenu op de
HMI.
Voer de PIN-code in.
Fig. 5.1
Selecteer het menu PID setpoint ventilatordruk (of voer
2.2.1 in op het numerieke toetsenbord).
Selecteer de knop Ventilator start.
Meet de luchtstroom met een debietmeter. Beste
meetpositie: ca. 500 mm onder de uitblaasunit van de
SCS-Diluter.
Gebruik de + of ─ knop om de ventilator in te stellen op
het gewenste debiet. Bij dit setpoint mag de frequentie niet
hoger dan 45Hz zijn.
Selecteer Ventilator uit wanneer het gewenste debiet is
bereikt.
Selecteer Eind om uit het scherm te gaan. De nieuwe
waardes zijn nu opgeslagen.
Fig. 5.1 PID-setpoint
14. Alle nozzles 100% open.
0000117016/061221/B SCS-Diluter PRO
.
14
Totale
Frequentie
debiet
6000 m³/h
30 Hz
9000 m³/h
50 Hz
6

GEBRUIK

WAARSCHUWING
Draag tijdens gebruik altijd persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM) ter voorkoming van
letsel. Dit geldt ook voor personen die in het
werkgebied aanwezig zijn.
6.1
Besturingsapparatuur
6.1.1
Panel
Het bedieningspaneel is voorzien van de volgende
bedieningsorganen en indicatoren:
Buitenkant
Fig. 6.1 (zie ook Fig. III op pagina 23)
A
Witte LED | BEDRIJFSGEREED
- LED uit: het systeem staat uit
- LED knippert: het systeem start op
- LED brandt: het systeem is bedrijfsgereed
B
Groene LED | VENTILATOR DRAAIT
- LED uit: de ventilator staat uit
- LED knippert: de ventilator draait na en stopt
- LED brandt: de ventilator draait
C
Gele LED | WAARSCHUWING
- LED uit: geen probleem
- LED brandt
: zie de HMI voor de oorzaak van de
16
waarschuwing
D Rode LED | ALARM
- LED uit: geen probleem
- LED brandt
: zie de HMI voor de oorzaak van het alarm
17
E
Zoemer | akoestisch signaal
- klinkt gelijk met het alarmsignaal (D)
- in sommige gevallen: klinkt gelijk met het
waarschuwingssignaal (C)
F
Hoofdschakelaar
Binnenkant
LET OP!
De knoppen aan de binnenkant van het Panel zijn
alleen voor servicedoeleinden. U kunt het gehele
systeem via de HMI besturen. De knoppen aan de
binnenkant van het Panel zijn daarom niet nodig
voor dagelijks gebruik.
G Knop | VENTILATOR AAN/UIT
H Knop | FILTERREINIGING
- om handmatig een extra reinigingscyclus te activeren
- om de zoemer te onderdrukken (houd de knop 5
seconden ingedrukt)
I
Wipschakelaar 0-1 | SERVICE MODE [servicemodus]
- 0: normale modus
- 1: om het touchscreen van de HMI te vergrendelen voor
servicedoeleinden
15. Nadraaitijd: 60 seconden
16. Het systeem blijft draaien
17. Het systeem stopt
15
16

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave