onderdelen altijd grondig, om
moeilijkheden bij het aansteken te
voorkomen, en controleer of de
branderkroonopeningen niet verstopt
zijn.
8. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
8.1 Wat te doen als...
Probleem
Er is geen vonk als je pro‐
beert de vonkontsteking te
activeren.
De vlam dooft onmiddellijk
na de ontsteking.
De vlamring is ongelijkmatig. De branderkroon is verstopt
De helderheid van het bedie‐
ningspaneel wordt vermin‐
derd of schakelt uit.
7.6 Periodiek onderhoud
Raadpleeg regelmatig uw lokale
serviceafdeling, om de staat van de
gastoevoerleiding en de drukregelaar
(indien gemonteerd) te controleren.
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aange‐
sloten op een stopcontact of
niet goed geïnstalleerd.
De zekering is doorgesla‐
gen.
De deksel en kroon van de
brander zijn niet goed ge‐
plaatst.
Het thermokoppel is niet vol‐
doende opgewarmd.
met voedselresten.
De temperatuur van de plaat
is hoog. Om een lange le‐
vensduur van het display te
verzekeren wordt de helder‐
heid verlaagd, afhankelijk
van de temperatuur van de
kookplaat. Boven een be‐
paalde temperatuur schakelt
het bedieningspaneel uit.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of de kookplaat
goed aangesloten is op het
lichtnet.
Verzeker je ervan dat de ze‐
kering de oorzaak van de
storing is. Als de zekeringen
keer op keer doorslaan,
neem je contact op met een
erkende installateur.
Plaats de branderdeksel en
de kroon op de juiste wijze.
Houd na het ontsteken van
de vlam de knop ongeveer
10 seconden ingedrukt.
Zorg ervoor dat de injector
niet geblokkeerd is en dat de
branderkroon schoon is.
Laat de kookplaat afkoelen.
23