5 Installatie
Opgelet! Voordat u aan de apparatuur begint te werken, schakelt u de netstroom uit en de eventuele noodbatterijen.
Laat de installatie over aan deskundige en erkende monteurs die hun werkzaamheden volgens de geldende normen
uitvoeren.
5.1 Controles vooraf
Voordat u de automatisering installeert, dient u de volgende punten te controleren:
• Controleer of de plaats voor de installatie van de stuurkast beveiligd is tegen stoten, of de bevestigingsoppervlakken stevig
genoeg zijn en of de bevestiging kan gebeuren met degelijk materiaal (schroeven, pluggen enz.).
• Zorg voor een omnipolaire uitschakelaar met een afstand tussen de contacten van meer dan 3 mm om de stroom uit te
schakelen
•
Controleer of de eventuele aansluitingen in de kast (voor het verloop van het beveiligingscircuit) extra geïsoleerd zijn
t.o.v. de andere interne geleidende delen.
• Zorg voor buizen en goten voor de elektrische kabels en let erop dat deze nergens kunnen worden beschadigd door
mechanismen.
5.2 Gereedschap en materialen
Zorg voor alle instrumenten en materialen die u nodig hebt voor een veilige installatie volgens alle geldende voorschriften en
normen. Hier volgen enkele voorbeelden.
5.3 De kast monteren en vastzetten
Zet de sokkel van de stuurkast op een beschutte plaats.
Gebruik bij voorkeur schroeven met een max. diameter van 6
mm met een bolle kruiskop.
Doorboor de voorgeboorde gaten en steek er de
kabelklemmen en ribbelbuizen door waarin de kabels komen.
Opm.: De voorgeboorde gaten hebben verschillende
diameters: 23, 29 en 37 mm.
Pas hierbij op voor de elektronische printkaart in de kast!
Na het af- en instellen, zet u de bedekkingen vast met de
meegeleverde schroeven.