Januari 2015
Transmittermontage met kop voor montage op afstand
Bij temperaturen van meer dan 121 °C (250 °F) bij de membranen van de sensormo-
dule zal de transmitter beschadigd raken. Op afstand gemonteerde transmitters
worden op de sensor aangesloten via impulsbuizen, zodat de procestemperaturen
in zodanige mate afnemen dat de transmitter niet meer kwetsbaar is.
Afhankelijk van de procesvloeistof worden de impulsbuizen op verschillende
wijze gelegd. De inrichting moet geschikt zijn voor continubedrijf bij de in de
pijpleiding heersende druk en temperatuur. Gebruik van een roestvaststalen buis
met een buitendiameter van ten minste 12 mm (
ten minste 1 mm (0,035 inch) wordt aanbevolen. Buisfittingen met schroefdraad
zijn niet raadzaam omdat dan in kleine holten lucht wordt opgesloten waar
uiteindelijk lekkage zal optreden.
De volgende beperkingen en aanbevelingen gelden voor de montagelocatie van
impulsleidingen:
1. Horizontaal gemonteerde impulsleidingen moeten ten minste 83 mm/m
(1 in/ft) verval hebben.
Laat omlaag lopen (richting transmitter) voor toepassingen met vloeistof en
stoom.
Laat omhoog lopen (richting transmitter) voor toepassingen met gas.
2. Voor in de buitenlucht geplaatste installaties voor vloeistof, verzadigd gas of
stoom zal soms isolatie en verwarming nodig zijn om bevriezing te voorkomen.
3. Voor alle installaties wordt montage van een instrumentkranenblok
aanbevolen. Met een kranenblok kan de gebruiker voorafgaand aan de
nulinstelling de druk egaliseren en de procesvloeistof van de transmitter
isoleren.
Afbeelding 11. Identificatie kleppen van kranenblokken met 5 en met 3 kranen
Kranenblok met 5 kranen
naar PH
MH
MEH
DVH
naar PL
MV
ML
2
MEL
DVL
1
1
/
inch) en een wanddikte van
2
Kranenblok met 3 kranen
naar PH
naar PL
ME
MH
2
DVH
1
Snelstartgids
ML
DVL
13