4.4 Aansluiting van het vloeistofcircuit
(aardwarmtecollector)
De ComfoFond-L Q maakt gebruik van een
aardwarmtecollector die aardwarmte aan de grond
onttrekt en aan de lucht die door de ComfoFond-L
Q stroomt afgeeft. De aardwarmtecollector wordt
gevormd door een PE buis. De lengte van de buis is
afhankelijk van de locale omstandigheden, zoals het
type grond en het grondwaterniveau. Vaste grond
bevat meer energie dan losse grond. Als de buis
onder het grondwaterniveau ligt, dan kan er veel
energie aan de bodem ontrokken worden.
De buis dient min of meer horizontaal in de bodem
gelegd te worden op een ideale diepte van 1,2 tot 1,6
meter.
Bij de berekening van de lengte van de buis
dient alleen de lengte die feitelijk in de grond ligt
meegerekend te worden. De lengte binnenshuis heeft
verder geen invloed op de energie die het systeem
kan onttrekken. In zandgrond dient er met een
dubbele buislengte rekening gehouden te worden.
Bij de specificaties van de ComfoFond-L Q is
terug te vinden welke lengte buis het beste kan
worden gebruikt. Speciale software voor het
uitrekenen van de benodigde buis lengte is te
verkrijgen bij Zehnder.
De buis kan in elke willekeurige vorm gelegd worden.
Isoleer binnenshuis alle vloeistofleidingen van het
vloeistofcircuit. Hiermee wordt condensvorming aan
de buitenzijde van de vloeistofleiding voorkomen.
Leg de buis bij voorkeur in de grond om het huis
en houd de lengte binnenshuis zo kort mogelijk.
Aangeraden wordt om een minimale afstand van
60 cm aan te houden tussen eventuele lussen
in de buis, om zo de efficiency te verhogen. Om
waterleidingen te beschermen tegen bevriezing moet
de buis minimaal 1 meter verwijderd zijn van de
aanwezige waterleidingen in de grond.
Monteer de boilerveiligheidsgroep (C) met behulp
van een T-stuk aan het vloeistofcircuit. Plaats de
boilerveiligheidsgroep op het hoogste punt van
het vloeistofcircuit, na bij de afvoerzijde van de
ComfoFond-L Q.
Sluit het ene eind van de PE buis met behulp van een
verloopstuk aan op vloeistofaansluiting ingang (A)
van de ComfoFond-L Q.
Sluit het andere eind van de PE buis met behulp van
een verloopstuk aan op vloeistofaansluiting uitgang
(B) van de ComfoFond-L Q.
De aansluiting van de boilerveiligheidsgroep
is 1" binnendraad en de aansluitingen van de
ComfoFond-L Q zijn ¾" rechte buitendraad.
C
B
A
Achterin deze handleiding bevindt zich een
installatierapport waarop de gegevens van het
aangelegde vloeistofcircuit kunnen worden
genoteerd.
4.5 Elektrische aansluitingen
De ComfoFond-L Q wordt bestuurd en gevoed
door het ventilatietoestel. Hiervoor moet de
temperatuursensor en vloeistofpomp van de
ComfoFond-L Q worden aangesloten op Option Box
van het ventilatietoestel. De Option Box wordt bij het
ventilatiesysteem geplaatst.
De temperatuursensor moet worden aangesloten op
de klemmen die gemarkeerd zijn met de tekst Tge en
GND. De sensor is niet richtinggevoelig. Het maakt
daarom niet uit welke kleur draad op de Tge of GND
klem worden aangesloten.
De vloeistofpomp moet worden aangesloten op het
voedingsblok van de connectieprint. Aangezien de
pomp van de ComfoFond-L Q niet continu hoeft te
draaien wordt deze aangesloten op een voeding die
geschakeld wordt door het ventilatietoestel. Deze
voeding bevindt zich op de klem gemarkeerd met
de tekst 230V P/V CFL/EWT. De bruine draad van
de pomp moet op de L klem worden aangesloten.
De blauwe draad van de pomp moet op de N klem
worden aangesloten. De groene/gele draad van de
pomp moet op de PE klem worden aangesloten.
63 - NL